e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lanklaar

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
korset korset (<fr.): kərset (Lanklaar) korset, rijglijf om de taille [rijlief, rellif, relf, ruls, stiklijst, stiflijk] [N 25 (1964)] III-1-3
korst droog korstje: verzamelfiche, ook materiaal van ZND 01 (a-m vraag 23 a en b zijn samengevoegd.  dauuəg keursje (Lanklaar), vers korstje: verzamelfiche, ook materiaal van ZND 01 (a-m vraag 23 a en b zijn samengevoegd.  veeəskeursje (Lanklaar) eerste (verse) en laatste (oudbakken) korst van het brood [ZND 02 (1923)] III-2-3
kort onderrokje kort schortje: koͅrt šoͅrtjə (Lanklaar) onderrokje, kort ~ [piszieëlke, poeprökske] [N 24 (1964)] III-1-3
kort schortlint gatlint: yātleŋtər (Lanklaar) linten, korte ~ waarmee de schortslippen van achteren met elkaar worden verbonden [gatslinte, gatlinter] [N 24 (1964)] III-1-3
kortademig dempig: dempig (Lanklaar), deͅmpix (Lanklaar) dempig [ZND 01 (1922)], [ZND m] III-1-2
korte broek korte broek: kortə brōk (Lanklaar), koͅrtə brōk (Lanklaar) broek, korte (jongens)~ die de knieën onbedekt laat [N 23 (1964)] III-1-3
korte laars beenkap: bēͅinkap (Lanklaar), hoge schoen: -&gt; ei paar hoeg choon.  hoege schoon (Lanklaar) laars met een korte schacht die tot aan de kuit reikt [N 24 (1964)] || Laars, een paar laarzen (laars die alleen het been bedekt tussen enkel en knie) [ZND 37 (1941)] III-1-3
korte onderbroek? korte onderboks: kortə o͂ͅndərbo͂ͅks (Lanklaar) onderbroek, korte ~ [N 25 (1964)] III-1-3
korte overjas jekker: jekər (Lanklaar), stoep: stup (Lanklaar), stûp (Lanklaar) overjas, korte ~ [jekker, joep, stoep, baadje] [N 23 (1964)] III-1-3
kortmeel kortmeel: kǫrtmę̄l (Lanklaar) Het op één na grofste produkt dat tijdens het builen wordt gescheiden. In volgorde van fijn naar grof is kortmeel grover dan kriel en fijner dan zemelen. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛbloemɛ, ɛboultéɛ, ɛkrielɛ en ɛzemelenɛ.' [JG 1a; JG 1b; Vds 249; Jan 244; Coe 221; Grof 248; N O, 38e] II-3