33842 |
kwaadaardig roepen |
meken:
mikǝ (L422p Lanklaar)
|
[N 8, 47 en 67]
I-9
|
18981 |
kwaadspreker |
kwaadspreker:
koadspreeëkër (L422p Lanklaar),
kwaaitong:
koajtoeng (L422p Lanklaar)
|
kwaadspreker [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
17983 |
kwaal |
kwaal:
kwaal (L422p Lanklaar)
|
Kwaal: langdurige of telkens terugkerende ziekte (kwaal, klets, muik). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
24341 |
kwaken |
snateren:
snātǝrǝ (L422p Lanklaar)
|
Roepen, gezegd van de eenden. [L 37, 8b]
I-12
|
18156 |
kwakzalver |
kwakzalver:
kwakzalver (L422p Lanklaar)
|
Kwakzalver: iemand die onbevoegd de geneeskunde beoefent en vaak nutteloze dingen, middelen tegen alle mogelijke ziektes verkoopt (kwakzalver, kwakkelaar, pisdokter, wonderdokter, charlatan, polak). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
24201 |
kwartel |
kwartel:
kwattël (L422p Lanklaar),
Frings; half lang als lang omgespeld
kwatəl (L422p Lanklaar)
|
kwartel [ZND 01 (1922)] || kwartel (18 kleine uitgave van patrijs [098], wat anders gekleurd en nu veel zeldzamer; zomervogel; vroeger erg geliefd vanwege de roep [kwik, wik-wik] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24202 |
kwartelkoning |
kwartelkoning:
Frings; half lang als lang omgespeld
kwatəlkøneŋ (L422p Lanklaar)
|
kwartelkoning (27 ook alleen te horen; s zomers; in grote weiland; tegen de avond en s nachts; zeldzaam; roep [rrerrrp, rrerrrp] of er over een kam wordt gestreken [N 09 (1961)]
III-4-1
|
21419 |
kwartje |
kwartje:
ps. omgespeld volgens Frings.
kwārtjə (L422p Lanklaar)
|
kwartje, een ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
24880 |
kweek |
puinen:
pø̜i̯.nǝ (L422p Lanklaar)
|
Elymus repens (L.) Gould Zeer algemeen voorkomend hardnekkig onkruid op gras- en bouwland en op akkerranden, dat er grasachtig uitziet met een rechtopstaande aar en donker- tot grijsgroen blad. Het bloeit van juni tot augustus. De lengte varieert van 30 tot 120 cm. Het is een lastig kruipend onkruid met veel onderaardse wortelstokken, die wel als veevoeder gebruikt worden. De boer verwijdert het met de eg uit de akker. Deze plant is ook wel bekend onder de oude naam kweekgras of tarwegras (Triticum repens L.). Zie in verband met de vele puin-opgaven de speciale bibliografie onder Goossens 1985; 1987 en 1988, 109-126. [N 11, 71; JG 1a, 1b, 2c; A 27, 24b; A 28, 10; A 29, 6 en 9; A 33, 17; L 34, 52; L 48, 18; Lu 2, 18; Lu 4, 9; S 20; monogr.; add. uit N 11, 70, 72, 80a en 88]
I-5
|
21344 |
kwellen |
jensen:
jensë (L422p Lanklaar),
koeioneren (<fr.):
koejonneerë (L422p Lanklaar),
plagen:
ploagë (L422p Lanklaar)
|
kwellen [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|