e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lanklaar

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lepel lepel: lēpəl (Lanklaar, ... ), lieipel (Lanklaar) Lepel (juiste dialectuitspraak) [ZND 37 (1941)] || lepel in het algemeen (lepel, lippel, leeper) [N 20 (zj)] III-2-1
lepelrek keukenrek: kø&#x0304kərɛk (Lanklaar), rek: reͅk (Lanklaar) rekje aan de wand waarin lepels worden bewaard [N 20 (zj)] III-2-1
leren leren: dig hèbs vëndaag ët mijstë gëlieërd en dë bèz braaf gewèz, dë moags vréugër ijvës gooën as t⁄angërë (Lanklaar) Gij hebt vandaag het meeste geleerd en ge zijt braaf geweest, gij moogt vroeger naar huis gaan als de andere. Gij: deze ganse zin staat in de tweede pers. enkelv. [ZND 04 (1924)] III-3-1
leren beenkap beenkap: beinkappə (Lanklaar) lederen beenkappen [kemasse, kamasje] [N 24 (1964)] III-1-3
leren muts die onder de kin wordt gesloten leren bivakmuts: lēͅrə bivakməts (Lanklaar) muts, op bivakmuts gelijkende lederen ~ die onder de kin met een knoop wordt gesloten [N 25 (1964)] III-1-3
leugen leugen: dat is ’n leuege (Lanklaar), ən l"gə (Lanklaar) Dat is een leugen. [ZND 37 (1941)] || een leugen [ZND A1 (1940sq)] III-3-1
leunstoel kraamstoel: krōͅmstōl (Lanklaar, ... ), kro͂ͅmstəl (Lanklaar), zetel: zēətəl (Lanklaar, ... ) een leuningstoel [ZND 30 (1939)] || Een leunstoel met een hoge brede rug, waaraan soms zijstukken zijn aangebracht (zorg, zorgstoel, zetel) [N 79 (1979)] || leuningstoel [ZND 01 (1922)] III-2-1
leurder <omschr.> een die de deuren afgaat: ps. omgespeld volgens Frings.  ēͅi̯nə dēͅ də d"ərən āfxēͅi̯t (Lanklaar), leurder: léurdër (Lanklaar), ps. omgespeld volgens Frings.  l"rdər (Lanklaar), lø͂ͅrdər (Lanklaar) koopman die met zijn waren langs de deuren gaat? [N 21 (1963)] || kramer [ZND 01 (1922)] III-3-1
leuren eropuit gaan om te verkopen: ps. omgespeld volgens Frings.  ər oͅp ūt gaon ōͅm tə veͅrkōͅu̯pə (Lanklaar), op sjachel gaan: ps. omgespeld volgens Frings. Boven de o (omgespeld: o) staat nog een dakje (^ deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen en heb alleen de o omgespeld.  oͅp šaxəl go^n (Lanklaar) Inventarisatie uitdrukkingen voor: "op koopmanschap gaan"= erop uittrekken om zijn waren te verkopen? Zo neen, welke andere uitdrukking. Geeft u nauwkeurig de uitspraak aan. [N 21 (1963)] III-3-1
leven leven: znd 34, 82a;  leeve (Lanklaar) leven; op het einde van zijn leven [ZND 34 (1940)] III-2-2