| 33273 |
lijnzaad, vlaszaad |
lijnzaad:
linzǭt (L422p Lanklaar)
|
Linum usitatissimum L. Lijnzaad is de gebruikelijke naam voor het zaad van de vlasplant en, in verband met de olieproduktie, ook voor het gewas. Zie paragraaf 4.2 en in het bijzonder het lemma Vlas. Uit de gerepelde en gedorste zaadbollen wordt olie geslagen, de lijnolie; de overblijvende pulp is een gezocht veevoer. De vormen die hier zijn samengebracht onder de typen lijzend en lijzens zijn te beschouwen als varianten van lijzaad, met een bijzondere verzwaring van het eerste lid. Ze zijn als afzonderlijke typen behandeld vanwege de samenstellingen in dit lemma en in de volgende lemmaɛs. [S 22; Wi 18; monogr.; add. uit JG 1b; L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59; RND 31]
I-5
|
| 21098 |
lijnzaadmeel |
lijnmeel:
līnmɛ̄l (L422p Lanklaar),
lijnzaadmeel:
[lijnzaad]mɛi̯l (L422p Lanklaar),
lijzentemeel:
lēǝzǝntǝmɛ̄l (L422p Lanklaar)
|
De gedroogde pulp die overblijft na het slaan van de olie uit het lijnzaad. Het meel wordt als veevoeder gebruikt. Indien in samenstellingen met lijnzaad- dit woorddeel onverkort is gebleven en gelijk aan de opgave voor lijnzaad in dat lemma, dan is hier naar de variant van het lemma Lijnzaad, Vlaszaad verwezen. Voor de typen lijzend en lijzens naast lijzaad zie de toelichting bij het lemma Lijnzaad, Vlaszaad. [monogr.; add. uit L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59; RND 31]
I-5
|
| 33275 |
lijnzaadpap |
lijnpap:
limpap (L422p Lanklaar),
lijnzaadpap:
[lijnzaad]pap (L422p Lanklaar),
lijzentepap:
lēǝzǝntǝpap (L422p Lanklaar)
|
De "pap", ofwel het vloeibare veevoer dat van lijnzaadmeel wordt gemaakt. De zegsman uit Maastricht merkt op dat de pap ook medicinale kracht heeft en gebruikt wordt om op een wond te leggen. Indien in samenstellingen met lijnzaad- dit woorddeel onverkort is gebleven en gelijk aan de opgave voor lijnzaad in dat lemma, dan is hier naar de variant van het lemma Lijnzaad, Vlaszaad verwezen. Voor de typen lijzend en lijzens naast lijzaad zie de toelichting bij het lemma Lijnzaad, Vlaszaad. [RND 31; monogr.; add. uit L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59]
I-5
|
| 20725 |
limburgse kaas |
stinkkaas:
steŋkīs (L422p Lanklaar)
|
Limburgse kaas, Hervese kaas (stinkkaas, rommedoe?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
| 34091 |
linkerachterkwartier |
kwartier links achter:
kǝtēr leŋks axtǝr (L422p Lanklaar)
|
Het kwartier van de uier links achter. In de vraagstelling stond erbij wat betreft de positie van de kwartieren "van achteren gezien". [N 3A, 116b]
I-11
|
| 34090 |
linkervoorkwartier |
kwartier links voor:
kǝtēr leŋks vø̄r (L422p Lanklaar)
|
Het kwartier van de uier links voor. In de vraagstelling stond erbij wat betreft de positie van de kwartieren "van achteren gezien". [N 3A, 116a]
I-11
|
| 17869 |
linkshandig persoon |
linkse poot:
eine leinkse pōēt (L422p Lanklaar),
linkse, een -:
eine leinkse (L422p Lanklaar)
|
iemand die meestal zijn linkerhand gebruikt: het is een ... [ZND 37 (1941)]
III-1-2
|
| 28772 |
linnen, linnengoed |
lijwand:
livǝnt (L422p Lanklaar),
livǝŋt (L422p Lanklaar)
|
Weefsel uit vlas- of hennepgaren vervaardigd. Lijnwaad. [N 62, 77; N 59, 201; N 62, 75f; L 1a-m; L 30, 30a; L 30, 30b; L B1, 95; MW; Wi 18 en 55; S 22; monogr.]
II-7
|
| 17617 |
lip |
lip:
lup (L422p Lanklaar),
løp (L422p Lanklaar, ...
L422p Lanklaar),
ən løp (L422p Lanklaar)
|
een lip [znd A1 (1940sq)] || lip [ZND 01 (1922)], [ZND m] || Zie afbeelding 2.8 en 2.10. [JG 1a, 1b]
I-9, III-1-1
|
| 31599 |
lip van een hoefijzer |
lip:
løp (L422p Lanklaar)
|
Het opstaand lipvormig gedeelte aan de voorzijde aan het hoefijzer. De lip voorkomt het naar achter opschuiven van het hoefijzer. Zie ook afb. 222. Ook aan de zijkanten van het hoefijzer kunnen lippen worden aangebracht. Dit gebeurt als het paard brokkelende hoeven heeft of wanneer het hoefijzer de neiging heeft naar binnen te verschuiven. Zie ook het lemma ɛbrokkelhoefɛ in WLD i.9, pag. 102.' [N 33, 356; JG 1b; monogr.]
II-11
|