27211 |
luchtdeur |
deur:
deur (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Eisden])
|
Houten of ijzeren deur waarmee de luchtstroom ondergronds geregeld kan worden. [N 95, 214; monogr.; Vwo 485; Vwo 862]
II-5
|
28047 |
luchthamer |
piqueur:
pikø̄r (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
)
|
De door samengeperste lucht aangedreven hamer waarmee de houwer in de pijler de steenkool delft. [N 95, 808; monogr.; N 95, 760 add.; Vwo 30; Vwo 487; Vwo 598; Vwo 603; div.]
II-5
|
28049 |
luchthamerbus |
piqueurmof:
pikø̄rmǫf (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Houthalen, Waterschei, Eisden])
|
Het onderste stuk van de luchthamer waarin de pin wordt bevestigd. [N 95A, 7 add.]
II-5
|
27213 |
luchtkoker |
canard:
kanār (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Zwartberg])
|
Metalen of kunststof buis van ongeveer 50 cm doorsnede waarmee verse lucht naar ondergrondse werkpunten wordt gebracht die buiten de normale luchtstroom liggen. [N 95, 219; monogr.; Vwo 211; Vwo 489]
II-5
|
28195 |
luchtkokerophanging |
canardcarcan:
kanārkarkǫn (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Eisden])
|
De haak of ketting waarmee de luchtkokers aan bijvoorbeeld een ondersteuning bevestigd kunnen worden. [N 95, 227]
II-5
|
28193 |
luchtkokerverbinding |
canardband:
kanārbant (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Zolder])
|
Metalen band, vetband of in voorkomende gevallen een gummi ring waarmee luchtkokers luchtdicht met elkaar kunnen worden verbonden. [N 95, 226; monogr.]
II-5
|
28194 |
luchtlek |
fuite:
fit (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Winterslag, Waterschei])
|
Luchtlekkage, met name in luchtkokers. [N 95, 224]
II-5
|
28045 |
luchtlekkage |
fuite:
fit (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Winterslag, Waterschei])
|
Algemene benaming voor een luchtlek. [N 95, 825]
II-5
|
17687 |
luchtpijpen |
longspijpen:
loŋspipə (L422p Lanklaar)
|
luchtpijpen [loospiepe] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
28053 |
luchtslang |
flexibel:
flɛksibǝl (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Winterslag, Waterschei])
|
Slang, vervaardigd van rubber, met behulp waarvan de perslucht van de persluchtleiding naar bijvoorbeeld de luchthamer of de boorhamer wordt gebracht. Volgens Vanwonterghem (pag. 110) werden deze gummislangen tijdens de Tweede Wereldoorlog wel eens gebruikt als fietsbanden; als dusdanig zijn flexibels nog in de volkstaal gekend. Het woordtype "schlauch" was volgens de invuller uit Q 15 op de mijn Maurits alleen van toepassing op de luchtslang van de luchthamer. Weliswaar kende men nog andere luchtslangen, bijvoorbeeld als verbinding tussen leidingen (verbindingsslang), als slang tussen leiding en motor (motorslang) of als cylinderslang, maar de term "schlauch" werd slechts voor dit specifieke type slang gebruikt. [N 95, 745; monogr.; Vwo 323; Vwo 491]
II-5
|