18673 |
mannenkleren |
manskleren:
ma.nskleͅijər (L422p Lanklaar, ...
L422p Lanklaar)
|
mannenkleren [t mansdinge] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18585 |
mannenonderhemd |
manshemd:
manshømə (L422p Lanklaar)
|
onderhemd voor mannen [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18703 |
mantelpak |
completje (<fr.):
komplekə (L422p Lanklaar),
mantelpakje:
ma.ntəlpekskə (L422p Lanklaar)
|
mantelpak, uit jas en rok bestaand dameskostuum [N 23 (1964)]
III-1-3
|
23240 |
maria-hemelvaart |
onze-lieve-vrouwdag:
oe = kort
oes lif vrouwdaag (L422p Lanklaar)
|
Hoe heet bij u de feestdag van O.L.V.-Hemelvaart (15 augustus)? [ZND 17 (1935)]
III-3-3
|
21271 |
markt |
markt:
in `t midde van de mert (L422p Lanklaar),
ənə merət (L422p Lanklaar)
|
een markt [ZND A1 (1940sq)] || In het midden van de markt. [ZND 38 (1942)]
III-3-1
|
24945 |
marmer |
marmer:
marmër (L422p Lanklaar, ...
L422p Lanklaar),
mermer (L422p Lanklaar, ...
L422p Lanklaar)
|
marmer [ZND 01 (1922)], [ZND 38 (1942)]
III-4-4
|
19185 |
martelen |
martelen:
martələ (L422p Lanklaar)
|
martelen [ZND A1 (1940sq)]
III-3-1
|
24350 |
marter |
fis:
steenmarter ondergebracht bij marter, alg.
vis (L422p Lanklaar)
|
steenmarter [ZND 07 (1924)]
III-4-2
|
22440 |
masker |
mombakkes:
ə mombàkəs (L422p Lanklaar),
mommegezicht:
moemmegezicht (L422p Lanklaar)
|
Een masker (vastenavond). [ZND B1 (1940sq)] || Masker. [ZND 01 (1922)]
III-3-2
|
32983 |
masteluin |
bontgoed:
bont˱gōt (L422p Lanklaar)
|
Menggewas, vooral rogge en tarwe dooreen; vroeger bakte men er brood van ("masteluinbrood"), nu wordt het alleen nog als groenvoer gezaaid. Indien het mengsel een andere samenstelling heeft dan rogge en tarwe, dan wordt dat in het lemma aangegeven. De opgaven "groenvoer" zijn in het lemma ''groenvoer'' (1.2.14) ondergebracht. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [koren], zie het lemma ''rogge'' (1.2.4), resp. ''graan, koren'' (1.2.1). [L 39, 15; L lijst graangewassen, 5; monogr.; add. uit L 48, 26; Lu 2, 26]
I-4
|