20469 |
masturberen |
een afspelen:
ein aafspele (L422p Lanklaar, ...
L422p Lanklaar)
|
onanie plegen, zichzelf bevlekken [zn eige aftrekke, afspelen] [N 10C (1995)], [N 10C (zj)]
III-2-2
|
28298 |
materiaalwagen |
magazijnwagen:
magazijnwagen (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Willem-Sophia])
|
Mijnwagen waarmee gereedschap vervoerd kan worden. Een invuller uit Q 121 merkt over de "getuigwagen" op dat dit een mijnwagen met afsluitbaar deksel was, waarin gereedschap naar de ondergrondse magazijnen werd gestuurd. [N 95, 716; N 95, 677; monogr.]
II-5
|
33044 |
mathaak |
pikhaak:
pek˱ǫǝk (L422p Lanklaar)
|
Doorgaans licht gebogen ijzeren tand aan een houten steel, die bij het maaien met de zicht gebruikt wordt om het graan bij het eigenlijke inkappen op te tillen en om het afgeslagen graan bij elkaar te trekken. In de volgende plaatsen geen specifieke benaming bekend: L 316, 317, 355, 356, 358, 363, 365, 366, 368, 413. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [zicht]- zie het lemma ''zicht'' (4.3.1). Vergelijk ook de betekeniskaart 30 bij het lemma ''zicht'' (4.3.1) voor de geografische uitbreiding van pik in de betekenis "zicht" naast die van pik in de betekenis "mathaak". Zie afbeelding 5. [N 18, 72 en 73; JG 1a, 1b, 2c; A 14, 10; L 45, 10; R 3, 66; Gwn 7, 5; monogr.; add. uit N 11, 88; N 15, 16c en 16g; A 4, 28; A 23, 16.2; L 20, 28; Lu 1, 16.2]
I-4
|
24208 |
matkopmees |
mees:
Frings; half lang als lang omgespeld
mēs (L422p Lanklaar)
|
matkopmees (11,5 kleur als zwarte mees [053], maar zonder nekplek; broedt alleen in vermolmd hout, liefst in vochtig bos; roep [ti-ti-ti-pè-pè-pè], in voorjaar [tjuu-tjuu-tjuu] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
19393 |
matras |
matras:
matras (L422p Lanklaar),
mətras (L422p Lanklaar),
strozak:
stry(3)̄əzak (L422p Lanklaar)
|
Het algemene woord voor een met stro, paardehaar, kapok, veren enz. stijf gevulde beddezak die dient als onderbed (matras, bed) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
18129 |
mazelen |
mazeren:
maazërë (L422p Lanklaar)
|
mazelen [ZND 01 (1922)]
III-1-2
|
28095 |
mechanische pijler |
ploegtaille:
pluxtęj (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Domaniale]),
taille met ploeg of zaag:
tęj męt plōx of zàx (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Winterslag, Waterschei]),
taille mécanique:
tęj makanik (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Maurits])
|
Pijler waarin een machine zorgt voor het losmaken, laden en transporteren van de kolen. In de mijn van Eisden wordt volgens de invuller uit Q 7 in zo''n mechanische pijler een ploeg of een zaag gebruikt. [N 95, 282; N 95, 596; N 95, 598; monogr.]
II-5
|
18235 |
medaillon |
medaille:
ein gouwe medaallie (L422p Lanklaar)
|
een gouden medaille [ZND 38 (1942)]
III-1-3
|
20925 |
mede |
honingsbier:
hooëningsbeer (L422p Lanklaar)
|
mede [ZND 01 (1922)]
III-2-3
|
18161 |
medicijn |
medicament:
medicament (L422p Lanklaar)
|
Medicijn, geneesmiddel (geneesmiddel, medicijn, medicament, (pillen)) [N 107 (2001)]
III-1-2
|