27657 |
medische keuring |
keuring:
keuring (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Maurits])
|
[N 95, 967]
II-5
|
17849 |
meegaan |
gaan met:
mèt (t)ig gooën (L422p Lanklaar),
meegaan met:
dan gooën vër met ug met (L422p Lanklaar)
|
Dan gaan we met u mee. [ZND 04 (1924)] || Waar gaat ge heen, willen we met u meegaan ? [ZND 04 (1924)]
III-1-2
|
27954 |
meegevende ondersteuning |
kader:
kader (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Domaniale])
|
Ondersteuning die optredende dakzakking kan volgen. Meegevende ondersteuningen worden in hoofdzaak in de winning en in mindere mate in de voorbereidingswerken toegepast. Het "Usspurwiesbouwwerk" (Q 121) is een type meegevende ondersteuning dat voornamelijk in galerijen wordt gebruikt. De Toussaint-Heintzmannondersteuning is een galerijondersteuning bestaande uit drie boogsegmenten van speciaal profiel, welke door middel van klemmen aan elkaar worden verbonden. Bij toenemende druk schuiven kap en stijlen langs elkaar. [N 95, 296; N 95, 297; monogr.]
II-5
|
21038 |
meel |
meel:
mę̄l (L422p Lanklaar)
|
Het gemalen, maar nog niet bewerkte graan. Het woordtype boulté, het voltooid deelwoord van het Waalse ɛboulterɛ, ɛbouleterɛ, ø̄builenø̄, duidt er mogelijkerwijs op dat het graan in de genoemde plaatsen al een bepaalde bewerking heeft ondergaan. Zie ook het lemma ɛgemalen, niet gezuiverd graanɛ in wld II.1, pag. 85.' [Wi 53; JG 1a; JG 1b; l monogr.; N O, 37b; Sche 49; Sche 55; Vds 144; Vds 145; Vds 159; Jan 151; Jan 167; Jan 242; Coe 152; Coe 217; Grof 153; Grof 176; monogr.; Vld; Jan 9; Jan 10; Jan 11; Jan 14; Coe 9; Coe 14; N O, 24a; A 42A, 40; N D, 23; A 42A, 36 add.; N O, 19b]
II-3
|
33150 |
meelschepje |
meelschup:
mɛ̄lšø̜p (L422p Lanklaar)
|
Een houten vat voorzien van een steel dat diende om droog meel te scheppen. Vergelijk de lemma''s ''graanschop, schepschop'' (6.3.13) en ''graanschep'' (6.3.15). [N 18, 9b]
I-4
|
25524 |
meelzeef |
zeef:
zēf (L422p Lanklaar)
|
Handwerktuig waarmee men de grovere bestanddelen uit het meel kan zeven. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel ømeelŋ- het lemma ɛmeelɛ.' [N O, 38b; N 18, 136; JG 1c; JG 2c; l 48, 35II; Lu 2, 35II; Grof 256; monogr.; JG 1b add.]
II-3
|
32759 |
meer dan een spade diep spitten |
omzetten:
omzętǝ (L422p Lanklaar),
twee schuppen diep (omdoen):
twīǝ šø.pǝ dēp (L422p Lanklaar)
|
Om de ondergrond los te maken of naar boven te halen, moet men dieper spitten dan normaal. Men kan dan bij het graven van een voor op elke "bovenste" steek een diepere steek laten volgen, ofwel een gewone voor spitten om deze vervolgens dieper uit te steken. [N 11, 66; N 11A, 148c + d; N 27, 10a add.]
I-1
|
34229 |
meer melk gaan geven |
bijkomen:
bejkōmǝ (L422p Lanklaar),
meer melk geven:
mī mɛlǝk gē̜vǝ (L422p Lanklaar)
|
[N 3A, 68]
I-11
|
20407 |
meerderjarig |
mondig:
znd 1 a-m; 1u, 158; 31, 23b;
munjig (L422p Lanklaar, ...
L422p Lanklaar,
L422p Lanklaar)
|
meerderjarig [ZND 01u (1924)] || meerderjarig (boven de 21 jaar) [ZND 01 (1922)] || meerderjarig ; hij is - (boven de 21 jaar) [ZND 31 (1939)]
III-2-2
|
24209 |
meerkoet |
foulque (fr.):
cf Fr. foulque; Frings; half lang als lang omgespeld
fulek (L422p Lanklaar)
|
meerkoet (38 witte bles en bek; niet zo algemeen; niet op kleine watertjes; meestal met velen bijeen; roep keffend [N 09 (1961)]
III-4-1
|