18125 |
melaatsheid |
melaats, een -:
melaatse (L422p Lanklaar)
|
Melaatsheid: lepra, in de huid ontstaan knobbels; de ziekte kan tot afschuwelijke verminkingen leiden (leproosheid, lepra, melaats, lazerij). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
33294 |
melganzevoet |
schietsmeel:
šø̜tsmē̜l (L422p Lanklaar)
|
Chenopodium album L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op braakliggend land en bouwland, vooral bij sterke bemesting, en met name ook waar pulpkuilen gestaan hebben. Het heeft witte bloemtrosjes, die van juli tot de herfst bloeien, en bladeren die van boven dof en van onder wit-melig zijn. De hoogte varieert van 15 tot 120 cm. [JG 1a, 1b; A 60A, 83; monogr.]
I-5
|
34237 |
melk |
melk:
męlk (L422p Lanklaar),
mɛ.lǝk (L422p Lanklaar),
mɛlk (L422p Lanklaar)
|
De hoofdzakelijk uit water, eiwit, vet en melksuiker bestaande witte vloeistof die door het vrouwelijk rund wordt afgescheiden. Op de kaart is het woordtype melk niet opgenomen. [A3, 3; A 11, 1c; A 17, 17; A 7, 14; RND 40; RND 127; S 23; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 4, 3; L 29, 5; NE 3, V 6n; Vld.; Gwn 10, 1; monogr.]
I-11
|
33882 |
melk van het paard |
melk:
męlǝk (L422p Lanklaar)
|
De biest- of paardsmelk bevat ingrediënten die het veulen tegen verscheidene ziekten weerstand geven en die er bovendien voor zorgen dat het darmpek, de taaie, donkere substantie die zich in de darmen van het pasgeboren veulen bevindt (zie het lemma ''de eerste uitwerpselen van het veulen'' (5.7)), verwijderd wordt.' [N 8, 32.6 en 57]
I-9
|
34095 |
melkaders |
melkaders:
mɛlǝkǭi̯ǝrs (L422p Lanklaar)
|
De aders langs de buik naar de uier. [N 3A, 118a]
I-11
|
34246 |
melkafromer |
afromer:
ā.frøu̯mǝr (L422p Lanklaar),
melkafromer:
męlǝkāfrø̜u̯mǝr (L422p Lanklaar)
|
De afromer scheidt de roomlaag van de melk. Dit scheiden kan gebeuren door een grote schuimspaan of een houten lepel te gebruiken. Met een houten latje kan men room tegenhouden, terwijl de ontroomde melk door de tuit van de in schuine stand gehouden plateel of teil vloeit. Men kan de room eenvoudig met een vinger wegdoen of men kan die wegblazen. Moderner is de scheiding van room en melk met een melkmachine of centrifuge. [N 12, 57 en 58; JG 1a, 1b; A 23, 3; monogr.]
I-11
|
34226 |
melken |
melken:
męi̯lkǝ (L422p Lanklaar),
mɛ.lkǝn (L422p Lanklaar)
|
Melk uit de uiers van de koe drukken. Zie afbeelding 9. [L 38, 44; JG 1a, 1b; Wi 26; Vld.; monogr.]
I-11
|
34079 |
melkgebit van kalveren |
kalvertanden:
kǭvǝrtęŋ (L422p Lanklaar),
melktanden:
mɛlǝktan (L422p Lanklaar)
|
[N 3A, 108a]
I-11
|
34346 |
melkgift van de zeug |
zog:
zōx (L422p Lanklaar),
˲sōx (L422p Lanklaar)
|
[N 19, 20]
I-12
|
19514 |
melkkannetje |
melkkannetje:
bij l\\kkenk\\ staat een ae , dit is geen frings teken
meͅləkkɛnkə (L422p Lanklaar),
melkpotje:
meͅləkpøͅtšə (L422p Lanklaar),
mɛləkpø͂ͅtjə (L422p Lanklaar)
|
melkkannetje waaruit men aan tafel melk schenkt [N 20 (zj)]
III-2-1
|