e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lanklaar

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
personentrein personneltrein: pɛrsonɛltręjn (Lanklaar  [(Eisden)]   [Zwartberg, Waterschei]) Trein bestemd voor het vervoer van personen. [N 95, 714; N 95, 611] II-5
personenvervoer personnelvervoer: pɛrsonɛlvǝrvūr (Lanklaar  [(Eisden)]   [Eisden]), transport personnel: transport personnel (Lanklaar  [(Eisden)]   [Winterslag, Waterschei]) Algemene benaming voor het transport van personen. [N 95, 713; N 95, 611; monogr.] II-5
perzik pche (fr.): pees (Lanklaar, ... ) [ZND 05 (1924)]perzik [ZND 05 (1924)] I-7
perzikkruid paddekruid: padǝkrū.t (Lanklaar) Polygonum persicaria L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in tuinen en wegbermen met zeer kleine roze bloempjes in de vorm van een aar, lancetvormige bladen met een zwarte vlek en roze-rode stengels. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 20 tot 100 cm. Voor weie (wilgen) zie ook de toelichting bij het lemma Hanepoot. [JG 1b, 1c, 2c; A 60A, 56] I-5
pet met opstaand bovenstuk zijden klak: zījə klak (Lanklaar) pet met opstaand cylindervormig bovenstuk in het algemeen {afb} [zeje pet] [N 25 (1964)] III-1-3
pet: algemeen klak: klak (Lanklaar), pats: patš (Lanklaar) pet (hoofddeksel voor jongens) [ZND B1 (1940sq)] || pet, hoofddeksel met een klep [kips, patsj, klak, koetsj, paaj, flet, kap, klep, muts, luif] [N 25 (1964)] III-1-3
petekind doopkind: doupkö’nt (Lanklaar) petekind [ZND 11 (1925)] III-2-2
peterselie peterselie: petersilie (Lanklaar), pētərsi.li (Lanklaar) [Goossens 1b (1960)] [ZND 05 (1924)] I-7
petlamp koplamp: koplamp (Lanklaar  [(Eisden)]   [Maurits]) Elektrische lamp die door de mijnwerker op de mijnpet of -helm wordt gedragen. De opgave "kophout" uit Q 15 was volgens de invuller op de mijn Maurits een denigrerende naam voor de petlamp. [N 95, 256; monogr.; Vwo 450] II-5
petroleumlamp lampe belge: lambɛlš (Lanklaar), pètrole-lamp: pətroͅllamp (Lanklaar), quinquet: keŋkē (Lanklaar) lamp/ luchter; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1