e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lanklaar

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pijn pijn: piën (Lanklaar) pijn [ZND 08 (1925)] III-1-2
pijnscheut steek: steek (Lanklaar), stekende pijn: steikende pein in de lenje (Lanklaar) een schietende pijn in de lenden (geschot ?) [ZND 35 (1941)] || Sterke kriebeling of trekking door pijn veroorzaken (morren, scheut, steek, kramp). [N 107 (2001)] III-1-2
pijpbeen achterscheen: axtǝršɛ̄ǝn (Lanklaar), voorscheen: vø̜̄ǝršɛ̄ǝn (Lanklaar) Het gedeelte van het voorbeen van het paard tussen de knieschijf en de koot tot aan de kogel. Het ondereinde van het pijpbeen vormt het kootbeen. Zie afbeelding 2.23. [JG, 1b; N 8, 32.1, 32.3, 32.6, 32.11, 32.14, 32.15 en 32.16] I-9
pijpensteel pijpensteel: pɛəpəsteəl (Lanklaar) Pijpensteel. Het dunne buisvormige deel van een pijp. [ZND 41 (1943)] III-2-3
pijpjesmuts? pijpjesmuts: pipkəsməts (Lanklaar) pijpjesmuts, in de betekenis van soort muts; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] III-1-3
pikbinder zelfbinder: zɛ.lǝf˱bęnjǝr (Lanklaar) Machine die niet alleen maait, maar het koren ook tot schoven samenbindt. Zie afbeelding 6. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [machine] zie het lemma ''maaimachine'' (3.2.18) in aflevering I.3. Kaart 36 is een woordkaart gebaseerd op het materiaal uit dit lemma; kaart 37 is een betekeniskaart, gebaseerd op het materiaal uit dit lemma èn het lemma ''graanmaaimachine'' (4.5.2) en toont waar men met de termen zicht- en pikmachine ofwel de enkelvoudige maaimachine ofwel de combinatiemachine, pikbinder, aanduidt.' [N J, 4a; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
pil pil: pil (Lanklaar) pil [ZND A1 (1940sq)] III-1-2
pimpelmees pimpeltje: Frings; half lang als lang omgespeld  pøͅmpəlkə (Lanklaar) pimpelmees (11,5 blauwe kop, gele onderkant; nogal bekend, komt voor als koolmees [052] [N 09 (1961)] III-4-1
pin, puntijzer pin: pen (Lanklaar  [(Eisden)]   [Maurits]), piqueurbeitel: pikø̄rbęjtǝl (Lanklaar  [(Eisden)]   [Maurits]), piqueurpin: pikørpen (Lanklaar  [(Eisden)]   [Eisden]) De pinvormige ijzeren steekbeitel van de luchthamer. [N 95A, 7; N 95, 760 add.; N 95, 736; monogr.; Vwo 68; Vwo 362; Vwo 604] II-5
pink pinkje: pinkske (Lanklaar) Pink, de vijfde, kleinste vinger (pink (pinkel, pinker), kleine vinger). [N 106 (2001)] III-1-1