e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lanklaar

Overzicht

Gevonden: 4196
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
biljet van vijftig frank vijftig frank: ps. omgespeld volgens Frings.  fīftex frang (Lanklaar) 50 franc, een biljet van ~ [N 21 (1963)] III-3-1
biljet van vijftig gulden vijftig gulden: ps. omgespeld volgens Frings.  fīftex gø͂ͅljə (Lanklaar) 50 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)] III-3-1
billen batsen: batsǝ (Lanklaar) Het achterwerk van de koe. [N 3A, 112] I-11
binder binder: bęŋjǝr (Lanklaar) Degene die achter de maaier of aflegger aankomt en die de door hem gemaakte geleggen tot schoven bindt. Vergelijk ook het lemma ''aflegger'' (4.4.4). Soms is door de zegsman de opgave van de mannelijke vorm aangevuld met de aanduiding van de vaak voorkomende vrouwelijke vorm; waar deze afleiding onregelmatig is, is deze hier ook aangegeven. [N 15, 15c en 26; monogr.] I-4
binnenbeer binnenbeer: benǝbē̜r (Lanklaar), bęnǝbīr (Lanklaar), bęnǝbīǝr (Lanklaar) Mannelijk varken dat door geslachtelijke afwijking niet als zodanig herkenbaar is. Men noemt een varken een binnenbeer, als het slecht gesneden is of als men het moeilijk kan castreren. Doorgaans is het een mannelijk varken waarbij de teelballen niet zijn ingedaald. [N 19, 10; JG 1a, 1b, 1d; L 37, 49e; monogr.; N 76, 10 add.] I-12
binnendeur tussen woonhuis en stal gangdeur: gaŋk˱dø̄r (Lanklaar) De deur die vanuit het woonhuis toegang geeft tot de aangrenzende stal(len). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). [N 5A, 32b] I-6
binnenplaats cour (fr.): kūr (Lanklaar), kūər (Lanklaar) Plaats die bij een huis hoort en omsloten is door muren (binnenplaats, plaatsje, plein, werft, court) [N 79 (1979)] III-2-1
binnenshuismutsje voor bejaarde mannen huisklak: hūsklak (Lanklaar) mutsje met opstaande wand en platte bovenkant, binnenshuis gedragen door bejaarde mannen {afb} [bonnegrekske, kalotje] [N 25 (1964)] III-1-3
binnenstebuiten binnenstebuiten: bènnëste boetë (Lanklaar) krang (t binnenste buiten, averechts) [ZND 01 (1922)] III-1-3
binnenzak binnenmaal: benəmāÒ (Lanklaar), beͅnəmāl (Lanklaar) binnenzak van een jas [binnetes] [N 23 (1964)] III-1-3