21639 |
biljet van vijftig frank |
vijftig frank:
ps. omgespeld volgens Frings.
fīftex frang (L422p Lanklaar)
|
50 franc, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21635 |
biljet van vijftig gulden |
vijftig gulden:
ps. omgespeld volgens Frings.
fīftex gø͂ͅljə (L422p Lanklaar)
|
50 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
34086 |
billen |
batsen:
batsǝ (L422p Lanklaar)
|
Het achterwerk van de koe. [N 3A, 112]
I-11
|
29408 |
binder |
binder:
bęŋjǝr (L422p Lanklaar)
|
Degene die achter de maaier of aflegger aankomt en die de door hem gemaakte geleggen tot schoven bindt. Vergelijk ook het lemma ''aflegger'' (4.4.4). Soms is door de zegsman de opgave van de mannelijke vorm aangevuld met de aanduiding van de vaak voorkomende vrouwelijke vorm; waar deze afleiding onregelmatig is, is deze hier ook aangegeven. [N 15, 15c en 26; monogr.]
I-4
|
34306 |
binnenbeer |
binnenbeer:
benǝbē̜r (L422p Lanklaar),
bęnǝbīr (L422p Lanklaar),
bęnǝbīǝr (L422p Lanklaar)
|
Mannelijk varken dat door geslachtelijke afwijking niet als zodanig herkenbaar is. Men noemt een varken een binnenbeer, als het slecht gesneden is of als men het moeilijk kan castreren. Doorgaans is het een mannelijk varken waarbij de teelballen niet zijn ingedaald. [N 19, 10; JG 1a, 1b, 1d; L 37, 49e; monogr.; N 76, 10 add.]
I-12
|
33347 |
binnendeur tussen woonhuis en stal |
gangdeur:
gaŋk˱dø̄r (L422p Lanklaar)
|
De deur die vanuit het woonhuis toegang geeft tot de aangrenzende stal(len). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). [N 5A, 32b]
I-6
|
19444 |
binnenplaats |
cour (fr.):
kūr (L422p Lanklaar),
kūər (L422p Lanklaar)
|
Plaats die bij een huis hoort en omsloten is door muren (binnenplaats, plaatsje, plein, werft, court) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
18652 |
binnenshuismutsje voor bejaarde mannen |
huisklak:
hūsklak (L422p Lanklaar)
|
mutsje met opstaande wand en platte bovenkant, binnenshuis gedragen door bejaarde mannen {afb} [bonnegrekske, kalotje] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18225 |
binnenstebuiten |
binnenstebuiten:
bènnëste boetë (L422p Lanklaar)
|
krang (t binnenste buiten, averechts) [ZND 01 (1922)]
III-1-3
|
18529 |
binnenzak |
binnenmaal:
benəmāÒ (L422p Lanklaar),
beͅnəmāl (L422p Lanklaar)
|
binnenzak van een jas [binnetes] [N 23 (1964)]
III-1-3
|