e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lanklaar

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tafelmes tafelmes: taofəlmɛs (Lanklaar), toͅfelmɛs (Lanklaar) mes dat men aan tafel gebruikt [N 20 (zj)] III-2-1
takel racagnac: rakǝnjak (Lanklaar  [(Eisden)]   [Winterslag, Waterschei]), sylvester: selvęstǝr (Lanklaar  [(Eisden)]   [Willem-Sophia]) Werktuig waarmee zware voorwerpen kunnen worden opgehesen. De "palan" uit L 417 is een eenvoudige katrol terwijl de "mouflage" een takel met kabel en verschillende draaipunten is die onder meer wordt gebruikt om pantsers op te trekken. De "ruckzuck" (Q 121, Q 121c) en de "racagnac" (L 417) zijn een type takel waarbij het hijsen met behulp van een hefboom gebeurt. De "racagnac" wordt vooral toegepast om stutten op te trekken. De "zeeltog" en de "kettentog" zijn volgens een invuller uit Q 121 te vergelijken met takels die op schepen worden gebruikt. Het feit dat de invullers uit Q 121, L 417 en L 422 op de vraag naar de takel het woordtype "sylvester" hebben opgegeven, duidt erop dat de stijlentrekker ook voor takelwerkzaamheden wordt gebruikt (zie ook het lemma Stijlentrekker). [N 95A, 12; N 95, 760 add.; monogr.; N 95, 592] II-5
tand tand: tant (Lanklaar) een tand [ZND A1 (1940sq)] III-1-1
tand, tanden tand(en): tā.nt (Lanklaar  [(mv tan)]  ) Achter het codenummer van de plaats is de meervoudsvorm vermeld. Voor een aantal plaatsen beschikken wij evenwel alleen over de enkel- of meervoudsvorm; deze laatste citeren wij als eerste. [JG 1a, 1b; N 8, 17] I-9
tanden tanden (mv.): lang tan (Lanklaar) lange tanden [ZND 07 (1924)] III-1-1
tanden van de hooihark tanden: tan (Lanklaar), tɛŋ (Lanklaar) De houten pennen die aan beide zijden uit de dwarsbalk van de hooihark steken; zie afbeelding 11, d. Alle opgaven zijn in het meervoud. [N 18, 92d] I-3
tanden van een riek tanden: tan (Lanklaar) Van de opgesomde termen zijn de niet-samengestelde meestal ook toepasselijk op de tanden van de mesthaak en van de hooivork. Voor het aantal tanden dat een riek kan hebben, zie men het vorige lemma. [N 11A, 13b + 17b; div.; monogr.] I-1
tandpijn tandpijn: tantpien (Lanklaar) ik heb tandpijn [ZND 34 (1940)] III-1-2
tandvlees tandvlees: tantfleͅis (Lanklaar) tandvlees [bibbletjes, bibbertjes] [N 10 (1961)] III-1-1
tang tang: tang (Lanklaar  [(Eisden)]   [Winterslag, Waterschei]) [N 95, 758] II-5