34233 |
verse koe |
melkgevende koe:
mɛlǝkgęvǝndǝ kō (L422p Lanklaar),
versgekalfde koe:
vẽs˲xɛkau̯v˱dǝ kō (L422p Lanklaar)
|
Koe die pas gekalfd heeft en aan een nieuwe melkperiode begint. [N 3A, 60]
I-11
|
18709 |
versierde schouderdoek |
voile (fr.):
vūl (L422p Lanklaar, ...
L422p Lanklaar)
|
schouderdoek, versierde ~ door meisjes gedragen in de processie of bij de Plechtige Communie [kardinaal] [N 23 (1964)] || Schouderdoek, versierde ~ door meisjes gedragen in de processie of bij de Plechtige Communie [kardinaal]. [N 23 (1964)]
III-1-3, III-3-3
|
17625 |
verstandskies |
wijsheidstand:
wiesheidstand (L422p Lanklaar),
wīseͅitstant (L422p Lanklaar)
|
verstandskies (wijsheidstand) [N 10b (1961)] || Verstandskies, wijsheidstand [N 106 (2001)]
III-1-1
|
33394 |
verstelbaar luik boven de varkenstrog |
trogluik:
trōxlūk (L422p Lanklaar)
|
Boven de varkenstrog bevond zich vaak een verstelbaar voerluik. In L 360 kende men geen luik maar een scherm in de vorm van een rechtopstaande plank. [N 5A, 60e]
I-6
|
33364 |
verstelbare voerluiken |
koeiendekken:
kødękǝ (L422p Lanklaar)
|
Verstelbare luiken, die de voergang afscheiden van de voerbak en de koeienstand, komen vooral in het noorden van Nederlands-Limburg voor. Door de luiken wordt het voer vanuit de voergang in de voerbak gedaan. Waar deze onbekend zijn, zijn vaak benamingen voor een ruif voor koeien vermeld. Deze zijn verzameld in het lemma "ruif voor de koeien" (2.2.19). [N 5 A, 37d; monogr.]
I-6
|
22349 |
verstoppertje spelen |
piepverbergen:
piepverberge (L422p Lanklaar)
|
Schuilevinkje spelen (verbergspel). [ZND 06 (1924)]
III-3-2
|
34235 |
verstopte speen |
lamme deem:
lām dē̜m (L422p Lanklaar),
verstopte deem:
vǝrstǫptǝ dīm (L422p Lanklaar)
|
Speen waaruit wegens verstopping geen melk komt. [N 3A, 67a]
I-11
|
18140 |
verstuiken |
verstuiken:
vërstekt (L422p Lanklaar)
|
ik heb mijn voet verstuikt [ZND 08 (1925)]
III-1-2
|
32577 |
verteerde mest |
kort mest:
kǫrt [mest] (L422p Lanklaar)
|
De termen in dit lemma zijn voor het merendeel van toepassing op mest die lange tijd het onderste of het binnenste deel van de mesthoop heeft gevormd en daardoor goed verteerd is: mest van hoge kwaliteit, die gemakkelijk in kleine delen uiteenvalt. Het onderste uit de mestkuil is vaak zo brokkelig dat het niet met de riek kan worden opgenomen. Deze mest wordt veelal als weidemest gebruikt. Voor sommige termen zie men dan ook het lemma compost. De termen aan het einde van het lemma hebben betrekking op oude, uitgedroogde mest die zijn kwaliteit grotendeels verloren heeft. [N M, 10a; N 11, 27 add.; N 11A, 4a + 4c + 36 + 37; JG 1a + 1b add; div.]
I-1
|
33454 |
vertikale paal in een poort |
stijp:
stip (L422p Lanklaar)
|
Een rechtstaande, uitneembare paal in het midden van een poort, waartegen de beide poortvleugels gesloten kunnen worden. Deze paal is aan de bovenzijde meestal verankerd achter een gebogen stuk ijzer, aan de onderzijde in een gat. De paal wordt weggenomen als de poort helemaal geopend moet worden. De paal is onbekend in een groot aantal plaatsen. Door functionele overeenkomst kunnen de benamingen ook wel gebruikt worden voor andere soorten sluitbalken (zie deze lemmata). Zie ook afbeelding 18.g bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 42e; N 5, 104; A 49, 4; add. uit N 5A, 93c]
I-6
|