19961 |
vrouwelijke hond, teef |
moer:
mōr (L422p Lanklaar, ...
L422p Lanklaar)
|
teef [Goossens 1b (1960)] || vrouwelijke hond [ZND 03 (1923)]
III-2-1
|
20124 |
vrouwelijke kat |
moer:
mōr (L422p Lanklaar)
|
moerkat, vrouwelijke kat [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
34473 |
vrouwelijke kip |
hen:
en (L422p Lanklaar),
hen (L422p Lanklaar)
|
De hen is het wijfje van het tamme huishoen. [N 19, 37; Wi 13; Wi 14; Wi 17; NE II, 10; Gwn 5, 14; A 11, 1c; A6, 1b; L 6, 20a; L 22, 22; L 28, 35; L 42, 5; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; JG 1a, 1b; S 14; L 1a-m; Vld.; monogr.]
I-12
|
18672 |
vrouwenkleren |
vrouwenkleren:
vroͅuwəkleͅijər (L422p Lanklaar),
vrouwluikleren:
vrəlikleͅijər (L422p Lanklaar)
|
vrouwenkleren [t vrouwendinge, de schörte] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18598 |
vrouwenonderhemd? |
vrouwluihemd:
vrəlihømə (L422p Lanklaar)
|
onderhemd voor vrouwen [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20467 |
vrouwziek |
hete kerel:
heite kerel (L422p Lanklaar)
|
vrouwziek [keeterig] [N 10C (zj)]
III-2-2
|
17658 |
vuist |
vuist:
vūəs (L422p Lanklaar)
|
vuist [N 10 (1961)]
III-1-1
|
28119 |
vuldoek |
jute stof:
jute stof (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Jute weefsel dat wordt gebruikt voor het tegenhouden van de opvulling. Volgens een invuller uit Q 121 was het "blaaslijnen" een doek dat op de Domaniale mijn in de lengte van de pijler verticaal werd opgehangen als begrenzing voor de stenen. De "afslag" die men op de vier Oranje-Nassaumijnen kende, was volgens de respondent uit Q 113 verstevigd met dunne houtstijlen. [N 95, 565; N 95, 563; monogr.]
II-5
|
28116 |
vulschop |
schup:
schup (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Eisden])
|
Beweegbaar mondstuk aan het uiteinde van de blaasbuis waarmee men het uitgeblazen opvulmateriaal van richting kan laten veranderen. [N 95, 560; monogr.]
II-5
|
28114 |
vultrechter |
vultrechter:
vultrechter (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Wilhelmina])
|
De vultrechter, onderdeel van de blaasmachine, waarin het opvulmateriaal gestort wordt. [N 95, 558]
II-5
|