19543 |
vuurslag |
vuurslag:
vø̄rslāx (L422p Lanklaar)
|
slagpen, stalen ~ in de tondeldoos (stool, vuurslag) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19544 |
vuursteen |
steentje:
stęjnkǝ (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Eisden]),
vuursteen:
vø̄rstɛi̯n (L422p Lanklaar)
|
De vuursteen uit het ontstekingsmechanisme van de veiligheidslamp. [N 95, 245; monogr.] || vuursteen in de tondeldoos [N 20 (zj)]
II-5, III-2-1
|
19813 |
vuurtang, sinteltang |
vuurtang:
vø̄rtaŋ (L422p Lanklaar)
|
vuurtang [N 05A (1964)]
III-2-1
|
25125 |
waaienx |
waaien:
wøͅjən (L422p Lanklaar),
weje
weͅjə (L422p Lanklaar)
|
waaien [N 22 (1963)]
III-4-4
|
21617 |
waarde van 30 stuiver |
daalder:
ps. omgespeld volgens Frings.
dāldər (L422p Lanklaar)
|
waarde van 30 stuiver = F 1,50 [daalder, dolde?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21615 |
waarde van 6 stuiver |
shilling (eng.):
ps. omgespeld volgens Frings.
šelleng (L422p Lanklaar)
|
waarde van 6 stuiver [een schilling?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
20440 |
wachthouden bij een dode |
lijkbidden:
lijkbidden (L422p Lanklaar)
|
lijkbidden
III-2-2
|
17952 |
waden |
baden:
bājə (L422p Lanklaar)
|
waden: door het water baden [waoje, baoje, baaje] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
20740 |
wafel |
wafel:
waffël (L422p Lanklaar),
(vr.). mv.: {waf\\l\\}.
wafəl (L422p Lanklaar)
|
Wafel [N 16 (1962)] || wafel [ZND 08 (1925)]
III-2-3
|
34562 |
wagen |
wagel:
wā.gǝl (L422p Lanklaar)
|
Algemene benaming voor een voertuig op vier wielen met een dissel, waarmee men over het algemeen grote lasten vervoerde. Soms werd de wagen ook voor personenvervoer gebruikt. Meestal werden er twee of vier paarden voor gespannen. In de jaren na de tweede wereldoorlog werden de houten wielen geleidelijk aan vervangen door exemplaren met luchtbanden. Wagens komen over het algemeen minder vaak voor dan karren. In Haspengouw neemt de frequentie van de wagen als landbouwvoertuig af van zuid naar noord. Dit heeft te maken met het feit dat in de streek waar de landbouwgrond zwaarder is, de wagen meer in gebruik is. In de Kempen en de Maasvallei komt de wagen niet voor als landbouwvoertuig, maar kent men ze wel als bijvoorbeeld voertuig van de brouwer. In de streken waar de wagens pas in het midden van deze eeuw opgang maakten, kende men ze slechts met luchtbanden. [N 17, 4; N G, 51; JG 1a; JG 1b; JG 1d; Wi 4; L 27, 65; monogr.]
I-13
|