19669 |
wasknijper |
voegje:
vø̄xkəs (L422p Lanklaar)
|
klemmende houtjes om de wasch op de drooglijn vast te maken [ZND 36 (1941)]
III-2-1
|
25487 |
waslokaal |
bain-douche:
bęnduš (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Ruimte waarin de mijnwerker dagelijks na gedane arbeid zich waste of waarin men elkaar de rug waste. Zie ook het lemma Onder De Douche Staan. [N 95, 8; monogr.; N 95, 71]
II-5
|
32545 |
wasmand |
wasmand:
wasmanj (L422p Lanklaar)
|
In het algemeen een van twee oren voorziene, ronde of ovale mand voor wasgoed. De wasmand was vaak van witte wissen gemaakt. Zie ook afb. 286. [N 20, 50; N 40, 95; N 40, 106; N 40, 107; N 40, 108; N 20, 48 add.; monogr.]
II-12
|
27125 |
wasserij |
wasserij:
wasǝręj (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Emma, Maurits])
|
Plaats waar de kolen gewassen worden. Het wasproces heeft tot doel de stenen van de kolen te scheiden. [N 95, 13; Vwo 472; Vwo 851; Vwo 852; monogr.]
II-5
|
19645 |
wasvrouw |
wasvrouw:
wasvroͅu̯ (L422p Lanklaar)
|
wasvrouw [ZND B1 (1940sq)]
III-2-1
|
34173 |
waterblaas |
waterblaas:
watǝrblǭs (L422p Lanklaar)
|
De eerste met vocht gevulde blaas die de weg baant voor het kalf. [N 3A, 52a]
I-11
|
19457 |
waterdamp, wasem |
damp:
damp (L422p Lanklaar),
zwadem:
zwāi̯əm (L422p Lanklaar)
|
Zichtbaar gasmengsel dat bij het koken van water opstijgt (damp, blaak) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
18302 |
waterdichte laars |
lange bot:
lang bottə (L422p Lanklaar)
|
laars, lange waterdichte ~ waarvan de schacht tot aan de lies reikt [watersjtievel, lieslaars] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
28136 |
waterdoorbraak |
waterbreuk:
waterbreuk (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Maurits])
|
Doorbraak van water in bijvoorbeeld een mijngang. [N 95, 893; monogr.]
II-5
|
28141 |
watergalerij |
tenue d''eau:
tenue d''eau (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Emma, Maurits])
|
Galerij die alleen dient voor het verzamelen, volgens de invuller uit Q 113 daarnaast ook voor de afvoer van mijnwater als uitbreiding van de schachtput (zie ook het lemma Schachtput). [N 95, 378; monogr.]
II-5
|