19074 |
willen |
willen:
Mar.;: dit ww. komt niet voor in WBD 1.4; in deze lijst komt het gehele werkwoord ook niet voor! Niet gebruiken?
ig wil, dig wilz, heeë wilt (L422p Lanklaar)
|
ik wil, gij wil, hij wil ik wou, gij woudt, hij wou wil hij nu? wou hij gisteren? wou hij het maar doen! [ZND 08 (1925)]
III-1-4
|
17596 |
wimper |
plimp:
Volgens de informant hetzelfde als ooglid.
plūmp (L422p Lanklaar)
|
lange wimpers (haartjes aan de oogleden) [ZND 34 (1940)]
III-1-1
|
17708 |
wind |
scheet:
ənə šēt (L422p Lanklaar)
|
een scheet [ZND A1 (1940sq)]
III-1-1
|
25207 |
wind (alg.) |
wind:
weͅntj (L422p Lanklaar),
wènjd (L422p Lanklaar, ...
L422p Lanklaar),
ps. bij benadering omgespeld volgens Frings. ps. onder de nt staan nog boogjes; deze combinatieletters zijn niet te maken/om te spellen.
weͅnt (L422p Lanklaar)
|
wind [ZND 01 (1922)], [ZND 01u (1924)], [ZND 13 (1925)], [ZND A1 (1940sq)]
III-4-4
|
25160 |
winderig weer |
winderig (weer):
wendərex wēͅr (L422p Lanklaar)
|
winderig weer [zuchtig] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25209 |
windhoos |
windje:
wendjə (L422p Lanklaar)
|
klein windhoosje, dwarrelig van bladeren en zand [echelstaart, keujmenke] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
30488 |
windroeden |
windroeden:
wentrujǝ (L422p Lanklaar)
|
Twijgen die men vastbindt op de naden van de dakschilden om het verwaaien van de dakbedekking tegen te gaan. De bandgaarden werden in L 291 vastgebonden met 'wijden' ('wijǝ') of 'witsen' ('wetsǝ'), in K 353 met 'dekbanden' ('dęk˱banǝ'). In K 316 gebruikte men 'dekgaarden' ('d'k˲gšrǝ') om het stro over de hele lengte van het dak vast te leggen. [N F, 10; N 4A, 34d; monogr.]
II-9
|
33832 |
windzuiger |
windzuiker:
węi̯.njtj˲zy.kǝr (L422p Lanklaar)
|
Paard dat zich bijv. op de rand van een deur of voerbak vastklemt en met een klokkend geluid lucht naar binnen zuigt, die in de plaats van in de longen in de maag terechtkomt. Door te veel lucht in de maag kan het koliek (zie het lemma ''buikkrampen'' (7.4)) krijgen. [JG 1a, 1b; N 8, 62q, 84f en 85; A 48A, 41b en 41c]
I-9
|
21566 |
winkelkorf |
kalebas:
kelbas (L422p Lanklaar)
|
Korf of zak die aan de arm gedragen wordt wanneer men naar de winkel gaat. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
22770 |
winnen |
winnen:
weͅnən (L422p Lanklaar),
puntje onder de e
wenə (L422p Lanklaar)
|
Winnen. [ZND A1 (1940sq)], [ZND m]
III-3-2
|