18112 |
eksteroog |
esteroog:
êstëroug (L422p Lanklaar)
|
eksteroog [ZND 01 (1922)]
III-1-2
|
28846 |
elastiek |
elastiek:
elǝstek (L422p Lanklaar)
|
Band- of koordvormig stuk gummi. Elastiek komt voor als enkele draad of als gevlochten of geweven band, in verschillende breedten, en het kent vele toepassingen. [N 59, 42; N 62, 61; L 34, 86; MW; monogr.]
II-7
|
19685 |
elektriciteit |
elektriek:
eletrik (L422p Lanklaar)
|
electriciteit [ZND 34 (1940)]
III-2-1
|
27692 |
elektrische centrale |
elektrische centrale:
elɛktriksǝ sɛntral (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Emma])
|
[N 95, 21]
II-5
|
21257 |
elektrische tram |
elektrische tram:
electrise tram (L422p Lanklaar)
|
Een electrische tram. [ZND 34 (1940)]
III-3-1
|
28366 |
elektromonteur |
elektrieker:
elɛk`trikǝr (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Maurits])
|
Vakman die op de mijn elektrische licht- en krachtinstallaties aanlegt en repareert. [N 95, 146]
II-5
|
18829 |
ellende (lijden) |
elend:
Hij zit in de ielenj (L422p Lanklaar),
Ik bein krank van ielenj (L422p Lanklaar)
|
Hij zit in de ellende. [ZND 35 (1941)] || Ik ben ziek van ellende. [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
24504 |
els |
els:
ęls (L422p Lanklaar),
ę̄.ls (L422p Lanklaar),
ę̄ls (L422p Lanklaar),
zuil:
zyjǝl (L422p Lanklaar),
zyǝl (L422p Lanklaar)
|
Het gebogen, puntige instrument om gaatjes voor het naaien vóór te steken. Men kent een spanels, een doornaaiels en een bros. Dierick zegt op pag. 83: "Het klein en broos werktuig dat een schoenmaker dagelijks te gebruiken heeft is het elsen. Daar zijn er verscheidene grootten en soorten. De elsens om binnenzolen te naaien zijn gekromd en moeten geschikt zijn licht of zwaar volgens het werk; een lang, zwaar elsen is goed voor zwaar manswerk en om in te rijgen. Een zwaar elsen om licht te naaien is altijd af te keuren, daar een fijne draad niet goed sluiten kan in de wijde gaten door het elsen in de binnenzool gemaakt en dus geen vaste naad kan voortbrengen. Gewoonlijk is de punt van een nieuw elsen te dik en moet wat verscherpt worden om goed door het leder te kunnen steken; het gebeurt wel eens dat de punt afkraakt, dit kan hersteld worden met er een aan te slijpen. Het elsen moet in een houten handvatsel vastgezet worden en moet er recht in zitten; het mag noch achteruit noch vooruit hellen en bijzonderlijk niet scheef of men is elke steek in gevaar het te breken, en de hand te kwetsen. [N 60, 176a; N 60, 234; N 60, 176c; S 28; L 5, 62; L B2, 238; L 40, 72; Wi 13; A 27, 17; monogr.]
II-10
|
19686 |
emmer |
aker:
iəkər (L422p Lanklaar, ...
L422p Lanklaar),
īkər (L422p Lanklaar),
īəkər (L422p Lanklaar, ...
L422p Lanklaar),
emmer:
ø.mər (L422p Lanklaar, ...
L422p Lanklaar),
tob:
toͅp (L422p Lanklaar, ...
L422p Lanklaar,
L422p Lanklaar)
|
emmer [ZND 08 (1925)], [ZND 24 (1937)] || houten emmer [ZND B1 (1940sq)] || ijzeren emmer [ZND B1 (1940sq)]
III-2-1
|
17703 |
endeldarm |
aarsdarm:
ārsdeͅrm (L422p Lanklaar)
|
endeldarm [aarsdarm, enteldeerm, gatdarm, teenentoewt] [N 10 (1961)]
III-1-1
|