e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lanklaar

Overzicht

Gevonden: 4196
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
feestdag van sint-maarten sint-maarten: sint marte (Lanklaar) Sint-Maarten. [ZND 38 (1942)] III-3-3
fiets fiets: eine fits (Lanklaar) Fiets. [ZND 35 (1941)] III-3-1
fijne hagel fijne hagel: finə hāgəl (Lanklaar) fijne hagel [sjrot, schrot] [N 22 (1963)] III-4-4
fijngebouwd fijn: fīn (Lanklaar) Gezegd van een paard met dunne, fijngebouwde poten. [N 8, 64c] I-9
fijt fijt: fiet (Lanklaar) ik heb de (of het) fijt (zeer pijnlijke verzwering van een vingertop) [ZND 35 (1941)] III-1-2
fitis fitis: Frings; half lang als lang omgespeld  fites (Lanklaar) fitis (11 talrijk in boompjes en struiken; zang zacht en zoetvloeiend [N 09 (1961)] III-4-1
flank flanken: fla.ŋkǝ (Lanklaar) Zijkanten van de buik tussen de achterste ribben en de heup. De flanken dienen kort, gesloten en gevuld te zijn. Zie afbeelding 2.32. [JG 1a, 1b; N 8, 12 en 32.10] I-9
flaphoed transvaler: transvālər (Lanklaar) flaphoed, slappe hoed met brede luifel [flambaar(hoed)] [N 25 (1964)] III-1-3
flauw flauw: flauw (Lanklaar), leps: lepsj (Lanklaar) meeps (flauw van smaak) [ZND 01 (1922)] III-2-3
flauwvallen kwalijk vallen: kôlək falə (Lanklaar), van zijn susje vallen: van zijne susge vallen (Lanklaar) Bezwijming: flauwte, onmacht (zwijm(el), onmacht, kwalijk, flauw). [N 107 (2001)] || in bezwijming vallen [ZND B1 (1940sq)] III-1-2