28043 |
flens |
flens:
flɛns (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Eisden])
|
Opstaande rand aan het einde van buizen om deze met schroeven aan elkaar te kunnen verbinden. [N 95, 826; monogr.]
II-5
|
17989 |
flets |
leeps:
lepsj (L422p Lanklaar)
|
geeps (flets) [ZND 01 (1922)]
III-1-2
|
19288 |
flikflooien |
mouwvegen:
ook materiaal znd 23, 55
moewvêgë (L422p Lanklaar)
|
flikflooien [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
18021 |
fluim |
fluim:
fluëm (L422p Lanklaar),
fløjm (L422p Lanklaar)
|
fluim [ZND 01 (1922)], [ZND A2 (1940sq)]
III-1-2
|
18024 |
fluimen uitspuwen |
kwatsen:
kwatšə (L422p Lanklaar)
|
spuwen: fluimen uitspuwen [kwalstere, kwaajere, uitgooje] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
21345 |
fluisteren |
fezelen:
Van Dale: fezelen, 1. fluisterend praten of zeggen; - smoezen.
fiesëlë (L422p Lanklaar)
|
lispelen [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|
24147 |
fluiter |
tuinfluiter:
Frings; half lang als lang omgespeld
tøͅi̯nfløͅi̯tər (L422p Lanklaar)
|
fluiter (12,5 alleen in hoge loofbossen; vrij zeldzaam; roep vrij luid [djuu-djuu]; zang onder het vliegen [tjip-tjip-tjip-tjirrrrrrrr] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
28760 |
fluweel, velours |
velours:
flūr (L422p Lanklaar)
|
Weefsel met een bovenkant met rechtopstaande garenuiteinden, ontstaan door een bijzondere afwerking. De binding bestaat uit een grondweefsel, in effen of keper, waartussen draden, die over grotere afstanden los liggen. Door deze door te snijden en op te borstelen ontstaat een pluche-achtig haardek: pool. Door zacht ruwen wordt het ø̄pluizenø̄ bevorderd, waarna de pool op een bepaalde lengte wordt afgeschoren (Bonthond s.v. ø̄fluweelø̄. [N 62, 78; N 62, 75f; 59, 201; MW; L 1a-m; L 23, 57a; S 9; monogr.]
II-7
|
33755 |
fokmerrie |
kweekmeer:
kwēkmēr (L422p Lanklaar)
|
Een merrie geschikt voor de kweek of die één of meer veulens gehad heeft. Een kweekmeer werkt niet (Q 168), terwijl een veulensmeer ook in de kar loopt (Q 77). In tegenstelling tot een veulensmeer is een kweekmeer gewoonlijk drachtig. Kleinere boeren zorgen ervoor een veulensmeer te hebben, die jaarlijks een veulen werpt, waardoor elk jaar een aanspanner ter beschikking staat. [JG 1a, 1b; N 8, 50b]
I-9
|
34312 |
fokzeug |
kweekzoog:
kwēksō.x (L422p Lanklaar)
|
Zeug die men houdt om biggen te winnen. [JG 1a, 1b; N M, 22 add.; monogr.]
I-12
|