22422 |
beugelring |
beugel:
beugel (Q240p Lauw)
|
de ijzeren ring van de beugelbaan [beugel, poort, ring] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
20180 |
bevallen |
een kind krijgen:
een kind krijgen (Q240p Lauw)
|
Bevallen: een kind ter wereld brengen (bevallen, vallen, een kindje krijgen, kinderen winnen, omschudden, kopen). [N 115 (2003)]
III-2-2
|
34498 |
bevruchten |
vogelen:
fō.xǝlǝ (Q240p Lauw)
|
Het bevruchten van de hen door de haan. [JG 1a, 1b, 2c; N 19, Q 111 add.; monogr.]
I-12
|
17950 |
beweeglijk rondlopen |
trippelen:
trippelen (Q240p Lauw)
|
Beweeglijk rondlopen (trippelen, ritsen, kwinkeleren). [N 109 (2001)]
III-1-2
|
19613 |
bezem |
bessem:
bɛ̄.sǝm (Q240p Lauw),
bezem:
bɛ̄səm (Q240p Lauw)
|
bezem [RND] || Het keren van de dorsvloer gebeurt vaak met een bezem vervaardigd uit bremtakken. [JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 14, 32b en 34b]
I-4, III-2-1
|
19729 |
bezemsteel |
steel:
stīl (Q240p Lauw)
|
bezemsteel [RND]
III-2-1
|
21270 |
bieden |
bieden:
bijə (Q240p Lauw)
|
bieden [RND]
III-3-1
|
20830 |
bier |
bier:
bīēr (Q240p Lauw),
verzamelfiche ook mat. van ZND 01 (a-m) ook ZND 22 vr. 27a
bier (Q240p Lauw)
|
bier [RND], [ZND 06 (1924)]
III-2-3
|
34238 |
biestmelk |
vuile melk:
vǫu̯l mɛ.lǝk (Q240p Lauw)
|
De eerste melk van de koe, nadat ze gekalfd heeft. [L 32, 100; JG 1a, 1b; S 3; A 7, 18; monogr.]
I-11
|
33249 |
bietenloof, bladerkroon |
krootgroen:
krōtgrȳn (Q240p Lauw)
|
De bladeren van de bietenplant. [N 12, 46; L 30, 34b; monogr.; add. uit N 12, 48]
I-5
|