e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lauw

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sjalot sjarlot: šərloͅtə (Lauw) sjalotten (pl) [Goossens 1b (1960)] I-7
sla, algemeen salade: səlōͅt (Lauw) [Goossens 1b (1960)] I-7
slaan slaan: zwat ɛm blââ gəslaogə (Lauw) bont en blauw geslagen [RND] III-1-2
slachten slachten: sláxtǝ (Lauw) Doden van vee met de bedoeling het als voedsel te gebruiken. Wat het woordtype "dooddoen" betreft, merken verschillende informanten (in K 353, P 50, P 177, P 179, P 180, P 185) op, dat het verouderd is. [JG 1a + 1b + 2c: R 14, 231 add.; S 33; monogr.] II-1
slagdorpel, slagdrempel plaai: plǫj (Lauw) Zware horizontale balk aan het einde van de vloer, waarop het hele sluiswerk rust. Oorspronkelijk was deze balk, evenals de sluisstijlen en de sluisbalk, uit hout. Op de meeste plaatsen in het onderzoeksgebied echter was het houten werk reeds lang vervangen door een ijzeren of een in beton gegoten sluisgeraamte. Zie ook afb. 68. De woordtypen dorpel (l 362, l 372), sluisdorpel (l 360), molenbed (l 361) en bed (l 361) zijn van toepassing op de drempel van de maalsluis. Zie ook het lemma ɛmaalsluisɛ.' [Vds 34; Jan 31; Coe 20; Grof 52] II-3
slak slak: slɛk (Lauw) slak, alg. [RND] III-4-2
slank opgeschoten: opgeschoten (Lauw) Slank, tenger: rank, smal gebouwd (slank, raal, reel, rank, riede). [N 106 (2001)] III-1-1
slechte speler klommelaar: klommeler (Lauw) een slechte speler [kruk] [N 112 (2006)] III-3-2
sleepcultivator, veertandeg balein: blɛ̄n (Lauw) Bedoeld wordt het cultivatortype van afb. 79. Voor (delen van) varianten in de (...)-vorm zij verwezen naar het vorige lemma. In het lemma ''eg'' vindt men ''eg'' en ''eg'' geduid. [JG 1a + 1b; N 11, 78b; N 11A, 150b; N J, 10] I-2
sleeën scharblikken: Moeilijk leesbaar.  sj..rblikken (Lauw) met de ijsslee rijden [narren, sleeën] [N 112 (2006)] III-3-2