e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lauw

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vals spelen foetelen: foetelen (Lauw) vals, oneerlijk spelen [stachelen, foetelen, entelen, peuteren, krummelen, onnemen, haarzakken] [N 112 (2006)] III-3-2
valsspeler trimeleur: [sic]  trimeleur (Lauw) iemand die altijd vals speelt [aarzak, haarzak, aaszak] [N 112 (2006)] III-3-2
van een glijbaan glijden schamblikken: sjamblikken = glijden  sjamblikken (Lauw) / [SND (2006)] III-3-2
van veren wisselen ruizelen: rø̜u̯.zǝlǝ (Lauw) [N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.] I-12
van zijn plaats rollen rollen: rollen (Lauw) van zijn plaats rollen, gezegd van een tol die uitgedraaid is [binnen, birzen, bizzen, brienen] [N 112 (2006)] III-3-2
vanger bij krijgertje spelen saiseur (<fr.): saìseur (Lauw) de persoon die vangt bij het krijgertje spelen [pakker, seseur] [N 112 (2006)] III-3-2
varken varken: vɛ.rǝkǝ (Lauw) Bedoeld wordt een varken in het algemeen, niet geslachtelijk of naar leeftijd onderscheiden. [N 19, 1; N M, 7; N C; N C, add.; RND 46 en 84; L 8, 19; L 8, 32; L mon.; S 39; JG 1a, 1b, 2c add.; R (s] I-12
varkens mesten vetten: vętǝ (Lauw) Het vetmesten van varkens totdat ze geschikt zijn voor export of slacht. [N 76, 37c; JG 1b, 1c, 2c; monogr.] I-12
varkensvet verenvet: vēͅ.rəveͅt (Lauw) gesmolten vet [Goossens 1b (1960)] III-2-3
vaste uitwerpselen keuteltjes: kø̄.tǝlkǝs (Lauw) Vaste uitwerpselen van vee. [JG 1a, 1b; A 9, 24e; A 9, 28c; monogr.] I-11