e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lauw

Overzicht

Gevonden: 1668
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
draaiende karnton botterrol: [botter]rǫl (Lauw), draaivat: drēvoi̯t (Lauw), rolvat: rǫlvǭǝt (Lauw) De karnton wordt met een zwengel of een wiel zelf rondgedraaid. Deze ton, waarin de boter door draaien wordt gemaakt, draait zelf mee. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [N 12, 51, 56 en 58; L 1a-m; L 27, 30 en 69; JG 1a, 1b, 1d, 2c; Ge 22, 10, 26, 29, 34 en 37; A 7, 19; S 17; monogr.] I-11
drachtige merrie vol: vǫ.l (Lauw) De merrie "behoudt", als men na een drietal weken zekerheid heeft dat ze drachtig is; bij een miskraam "verwerpt" ze. [JG 1a, 1b; N 8, 50a] I-9
draden of randen van peulvruchten stropen: strøͅ.pə (Lauw) [Goossens 1b (1960)] I-7
draven draven: drǭvǝ (Lauw) In draf gaan, een actieve twee-tempogang, waarbij een diagonaal benenpaar gelijkmatig wordt opgeheven en weer neergezet, bijv. eerst linkervoorbeen en rechterachterbeen, daarna beide andere benen, met daartussen een zweefmoment. Zie afbeelding 9. [JG 1b; N 8, 81b en 81d] I-9
driftig lopen gejaagd lopen: gejaad (Lauw) Driftig lopen (giftig, gejaagd, kwaad). [N 109 (2001)] III-1-2
drijftol dop: /  dop (Lauw) / [SND (2006)] III-3-2
drinkglas pint: pint (Lauw) drinkglas [RND] III-2-1
droog weer droog: drûûch (Lauw) droog [RND] III-4-4
droogdoek, theedoek schotelplag: scheuttelplag (Lauw) Hoe noemt u de doek waarmee men afdroogt? [N105 (2000)] III-2-1
droogstaan droog (bijvgl. nmw.): drø̄x (Lauw) Geen melk meer geven. [N 3A, 72b; JG 1a, 1b] I-11