e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lauw

Overzicht

Gevonden: 1668
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
echtgenoot man: man (Lauw) man met wie je getrouwd bent (echtgenoot) [N 102 (1998)] III-2-2
echtgenote vrouw: vrouw (Lauw) vrouw met wie je getrouwd bent (echtgenote) [N 102 (1998)] III-2-2
eczeem eczema: eczema (Lauw) Eczeem: jeukende huiduitslag met blaren, roodheid, vochtafscheiding, korsten en schilfers (eczeem, uitslag, (haar)worm). [N 107 (2001)] III-1-2
een blauwtje lopen heeft zijn bon gekregen: heeft zijn bon gekregen (Lauw) Als een jongen door een meisje wordt afgewezen zegt men wel: hij heeft een blauwtje gelopen. Kent u voor dit feit in uw dialect een andere uitdrukking [N 115 (2003)] III-2-2
een boterham smeren een boter smeren: en butər smēͅrə (Lauw) smeren [RND] III-2-3
een ei ei: iɛ. (Lauw), ęi̯ǝ (Lauw), īǝ (Lauw) [L 1a-m; L 3, 8; L 5, 79; L 26, 13b; L 30, 18b; L 35, 7; JG 1b; RND 123; Vld.; monogr.] I-12
een huis huren huren: huren (Lauw) een huis huren [ZND 27 (1938)] III-2-1
een kind op de arm dragen dragen: dragen (Lauw) een kind op de arm dragen [peizen] [N 115 (2003)] III-2-2
een kring op de grond trekken een ring op de grond trekken: enne reeng op genne groond trekken (Lauw), oo is kort  ene reeng op den groond treikken (Lauw) Een kring op de grond trekken. [ZND 29 (1938)] III-3-2
een kuil graven graven: graoven (Lauw) Een kuil maken (dappen, graven) [N 108 (2001)] III-1-2