22377 |
kleppers |
kleppers:
klepper (Q240p Lauw)
|
elk van de twee houtjes die de kinderen tussen de vingers snel tegen elkaar slaan om een klepperend geluid te maken [klepper, klapper, kap, klakker] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
21353 |
kletsen |
lameren:
Van Dale: lameren, (gew.) kletsen, de tijd verbabbelen.
lamjeere (Q240p Lauw)
|
zij praten, kletsen, babbelen de hele dag [ZND 41 (1943)]
III-3-1
|
33997 |
kletsoor |
klaksoon:
klakšūn (Q240p Lauw),
slag:
slǭ.x (Q240p Lauw)
|
Dun eindje touw of leer aan het uiteinde van het snoer van de zweep dat bij het slaan een knallend geluid maakt. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 95c; L B2, 245; L 8, 142; R 14]
I-10
|
21337 |
kletswijf |
zaagtrien:
n zaogtrien (Q240p Lauw)
|
Hoe heet een vrouw die veel babbelt [ZND 27 1938)]
III-3-1
|
26570 |
kleurstof |
waterverf:
wɛtǝrvɛrǝf (Q240p Lauw)
|
Kleurstof die wordt gebruikt bij het rijen. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛscherprijɛ. In dit lemma zijn de verschillende kleurstoffen bijeengeplaatst die door de molenaar worden gebruikt. Waterverf wordt toegepast, omdat dit weer gemakkelijk van de steen verwijderd kan worden. Op deze wijze vermijdt men problemen bij de volgende onderhoudsbeurt: alle verf moet dan verdwenen zijn. De term doodskop wordt in Q 88 gebruikt voor ø̄menieø̄.' [Coe 168 add.; Grof 202]
II-3
|
25029 |
kleurx |
kleur:
kleur (Q240p Lauw, ...
Q240p Lauw)
|
kleur [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)]
III-4-4
|
18065 |
klierziekte |
klieren:
De meeste informanten vertalen enkel het zinnetje hij heeft klieren (in de hals) zonder een speciale benaming voor deze klieren op te geven.
klieren (Q240p Lauw)
|
hij heeft klieren (in de hals). Bestaat hiervoor een speciale volksnaam ? [ZND 28 (1938)]
III-1-2
|
17893 |
klieven |
klieven:
klieven (Q240p Lauw)
|
Vaneen scheiden (klieven, kloven, splijten, splitsen, (scheiden))\\ [N 108 (2001)]
III-1-2
|
17736 |
klinken |
klingeren:
klingeren (Q240p Lauw)
|
Klinken: een goed hoorbaar, luid of helder geluid voortbrengen (klinken, luiden, klabetteren, klawettern) [N 108 (2001)]
III-1-1
|
31497 |
klinknagel |
rivet:
rivęt (Q240p Lauw)
|
Rond metalen staafje waaraan een kop is geperst. Zie ook afb. 177. Klinknagels worden volgens de koperslager uit L 266 onder meer gebruikt om hengsels te bevestigen. Koperen klinknagels werden vroeger volgens de zegsman uit L 210 gedraaid uit koperen plaat en vervolgens door het klinknagelijzer (kleŋkngǝlīzǝr) geslagen waardoor er een kop op kwam. Zie ook het lemma "nagelijzer". [N 66, 48a-b; N 100, 18; monogr.]
II-11
|