e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lauw

Overzicht

Gevonden: 1668
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ligger ligger: legǝr (Lauw) De onderste, stilliggende molensteen. [N O, 17d; A 42A, 32; N D, 6; Sche 48; Vds 86; Jan 120; Coe 97; Grof 118; monogr.] II-3
lijkbidder opbidder: znd 1 a-m; znd 30, 25;  opbèjer (Lauw, ... ) lijkbidder [ZND 30 (1939)] || lijkbidder (fr. croquemort) [ZND 01 (1922)] III-2-2
lijnzaadmeel lijzaadmeel: līzǭǝtmɛ̄l (Lauw) De gedroogde pulp die overblijft na het slaan van de olie uit het lijnzaad. Het meel wordt als veevoeder gebruikt. Indien in samenstellingen met lijnzaad- dit woorddeel onverkort is gebleven en gelijk aan de opgave voor lijnzaad in dat lemma, dan is hier naar de variant van het lemma Lijnzaad, Vlaszaad verwezen. Voor de typen lijzend en lijzens naast lijzaad zie de toelichting bij het lemma Lijnzaad, Vlaszaad. [monogr.; add. uit L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59; RND 31] I-5
liniaal regel: ene regel (Lauw) Een liniaal (om rechte lijnen te trekken). [ZND 30 (1939)] III-3-1
lip lip: lip (Lauw), lippen (Lauw) lip [RND] || rode lippen [ZND 30 (1939)] III-1-1
lip van een hoefijzer lip: lip (Lauw) Het opstaand lipvormig gedeelte aan de voorzijde aan het hoefijzer. De lip voorkomt het naar achter opschuiven van het hoefijzer. Zie ook afb. 222. Ook aan de zijkanten van het hoefijzer kunnen lippen worden aangebracht. Dit gebeurt als het paard brokkelende hoeven heeft of wanneer het hoefijzer de neiging heeft naar binnen te verschuiven. Zie ook het lemma ɛbrokkelhoefɛ in WLD i.9, pag. 102.' [N 33, 356; JG 1b; monogr.] II-11
lis (alg.) lis: lei̯s (Lauw) lis [ZND 29 (1938)] III-4-3
loeien van de koe in het algemeen blaken: blǭkǝ (Lauw) [N 3A, 5a; JG 1a, 1b; Gwn V, 8; Wi 57; monogr.] I-11
loenje loos: luǝs (Lauw) Dubbele band die aan weerszijden van het bit vastgemaakt is, maar slechts tot achter de nek van het paard reikt (cf. definitie van lemma Teugel). Achter aan deze riem is het kordeel vastgemaakt. [JG 1b; N 13, 31] I-10
loeren lonken: lonken (Lauw) Loeren (lonken, loensen). [N 109 (2001)] III-1-1