e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lauw

Overzicht

Gevonden: 1668
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lof lof: tl^oͅ.f (Lauw) het lof [RND] III-3-3
loop van een geweer loop: è zoals in mère  de leüēp v. e gewèr (Lauw) De loop van een geweer [ZND 30 (1939)] III-3-1
loot, nieuw uitgelopen twijgje scheut: cheujet (Lauw) loot [ZND 01 (1922)] III-4-3
lopen lopen: lūǝpǝ (Lauw) Uit de gevraagde toelichting en bij vraag N 8, 82 blijkt dat gaan de betekenis van "stappen", "stapvoets gaan" heeft, lopen die van "snel lopen" of "draven". [JG, 1b; N 8, 81a en 82] I-9
loper draaier: drɛǝr (Lauw), maalsteen: mǭlstin (Lauw) De bovenste, draaiende molensteen. De loper had in Q 99 drie soorten kerven, de ligger daarentegen maar één. Zie ook het lemma ɛscherpselɛ.' [N O, 17c; A 42A, 31; N D, 7; Sche 47; Vds 85; Jan 121; Coe 98; Grof 117; monogr.] II-3
loten loten: lotten (Lauw) het spel waarbij de winnaar(s) door het lot word(t)(en) aangewezen [loten, loteren, lotelen, loteren] [N 112 (2006)] III-3-2
luchtpijpen slikken: slikke (Lauw) Luchtpijpen (loospijpen). [N 109 (2001)] III-1-1
lui lui: ook materiaal znd 30, 41(hij is ook zo lui)  leu (Lauw) lui, traag [ZND 01 (1922)] III-1-4
lui (lieden) mensen: mɛnsən (Lauw) mensen [RND] III-3-1
luid schreien joenken: ook materiaal znd 28, 53 j als Jean  joenken (Lauw), krijten: ook materiaal znd 28, 53  kraaiten (Lauw) luid schreien, krijten [ZND 01 (1922)] III-1-4