e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lauw

Overzicht

Gevonden: 1668
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
miauwen miauwen: mjauə (Lauw) miauwen [Goossens 1b (1960)] III-2-1
middag (s middags) noens: féúr nø´ngs"; des noens  nŏĕngs (Lauw) middag [RND] III-4-4
middendeel van het paard model: mo`dęl (Lauw), romp: ro.mp (Lauw) De middel- of middenhand van het paard, in tegenstelling met ''voorste deel van het paard tot achter de voorbenen'' (3.1.3) en ''achterhand van het paard'' (3.3.14). [JG 1a, 1b; N 8, 12] I-9
middennaafbanden dombanden: dombān (Lauw) De ijzeren banden om het brede gedeelte van de naaf, aan weerszijden van de spaken. Zie ook afb. 214 en de lemmata ɛmuilbandɛ en ɛachternaafbandɛ.' [N G, 43e; N 17, 60; JG 1a; JG 1b; L 39, 22 add.; monogr.; div.] II-11
mier piesworm: pisworm (Lauw) mier. De algemene benaming? [N102 (1998)] III-4-2
mijt afdekken dekken: dekǝ (Lauw) De korenmijt van een dak voorzien. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Bij besteken merkt Goossens in zijn materiaal op: "meer speciaal de grote band om de kop". [N 15, 45a; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4
mik beffen: [sic]  beffen (Lauw) een stokje dat aan één kant in twee einden uitloopt om vogelnestjes uit holle boomstammen te halen [fruiteltje, fretsel, mik] [N 112 (2006)] III-3-2
mikken mikken: mikə (Lauw), ogen: øgə (Lauw) lonken (mikken) [RND] III-3-2
min, voedster zuigmoeder: zuigmoeder (Lauw) voedster; een vrouw die een kind van een andere vrouw zoogt [min, voedster] [N 115 (2003)] III-2-2
miskraam misval: misval (Lauw) Te vroegtijdige bevalling waarbij de vrucht niet levensvatbaar is (opslag, misval, misje, kwade kraam (miskraam). [N 115 (2003)] III-2-2