17629 |
nek |
nak:
nak (Q240p Lauw),
nek:
nak (Q240p Lauw)
|
Nek: achterste deel van de hals [N 106 (2001)] || Zie afbeelding 2.12. [JG 1a, 1b]
I-9, III-1-1
|
24217 |
nestkastje |
vogelkast:
vogelkes (Q240p Lauw)
|
vogelkastje: Hoe noemt u in uw dialect een kastje voor vogels om in te nestelen dat men aan het huis of een boom hangt? [N 100 (1997)]
III-4-1
|
17609 |
neus (spotnamen) |
snuit:
lang snout (Q240p Lauw),
snoet (Q240p Lauw)
|
neus, Een lange ~ (fokker, domphoren, vonk, koker, kuit, gevel). [N 106 (2001)] || Spotbenamingen voor de neus [N 109 (2001)]
III-1-1
|
17614 |
neusgaten |
neuskotten:
noskoeten (Q240p Lauw)
|
Neusgaten (neuskoeten, -luiken). [N 109 (2001)]
III-1-1
|
34154 |
niet drachtig |
muntig:
myŋtex (Q240p Lauw)
|
[JG 1a, 1b; Gwn V, 4; monogr.]
I-11
|
26280 |
niet in elkaar grijpen |
opeen pakken:
ǫpin pakǝ (Q240p Lauw),
stoten:
stō.tǝ (Q240p Lauw)
|
Gezegd van kammen en staven, respectievelijk raderen die niet goed in elkaar grijpen. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛin elkaar grijpenɛ.' [Jan 114; Coe 88; Grof 111]
II-3
|
18220 |
niet passen |
niet mikken:
niet mikken (Q240p Lauw)
|
Niet passen, gezegd van kleding-stukken [pronsen, bolderen, flodderen, slodderen] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
17724 |
nieuwsgierig kijken |
gapen:
gapen (Q240p Lauw)
|
Nieuwsgierig kijken (gapen, curieus kijken, spitsmoelen) [N 109 (2001)]
III-1-1
|
23014 |
o.-l.-v.-hemelvaart |
onze-lieve-vrouw-ter-halve-oogst:
Os Lieve Vrouw ter haave noows (Q240p Lauw)
|
15 augustus.
III-3-2
|
17636 |
oksel |
holte:
holte (Q240p Lauw)
|
Oksel (oksel, onder de arm). [N 109 (2001)]
III-1-1
|