33900 |
brokkelhoef |
sprokvoeten:
šprǫkvø̄t (L332a Leeuwen)
|
Een hoef met wanden die zeer bros zijn en gemakkelijk afbrokkelen. In de hoornwand zijn kloven. Als het paard moet beslagen worden, is het moeilijk de ijzers goed vast te nagelen. [N 8, 90u]
I-9
|
24463 |
kleine schadelijke zoogdieren |
muizen:
muus (L332a Leeuwen)
|
schadelijke en hinderlijke grotere dieren als muizen, mollen, enz. [DC 55 (1980)]
III-4-2
|
24322 |
konijnenhol |
hol:
hoal (L332a Leeuwen)
|
konijnenhol [DC 55 (1980)]
III-4-2
|
24360 |
ongedierte, algemeen |
bijen:
bieë (L332a Leeuwen)
|
schadelijke en hinderlijke insecten [DC 55 (1980)]
III-4-2
|
24461 |
wild konijn (enkelv.) |
konijn (lang/sleept.):
knenien (L332a Leeuwen)
|
wild konijn (enkelv.) [DC 55 (1980)]
III-4-2
|
24462 |
wild konijn (meerv.) |
konijn (kort/stoott.):
knenien (L332a Leeuwen)
|
wild konijn (meerv.) [DC 55 (1980)]
III-4-2
|