20322 |
het einde van zijn leven |
het end van zijn leven:
’t endə van zé levə (K317p Leopoldsburg)
|
op het einde van zijn leven [ZND 34 (1940)]
III-2-2
|
34175 |
het kalf afdraaien |
afdrijven:
afdrē̜vǝ (K317p Leopoldsburg)
|
Het kalf met mechanische middelen ter wereld helpen. [N 3A, 54a]
I-11
|
32133 |
het meubelstuk met spijkers beslaan |
afnagelen:
afnǭgǝlǝ (K317p Leopoldsburg)
|
Het meubelstuk ter versiering met spijkers beslaan. [N 53, 152f]
II-12
|
34005 |
het paard leiden |
leiden:
lē̜i̯ǝ (K317p Leopoldsburg)
|
Het paard leiden of mennen door het met de teugels te sturen. Werkwoorden zoals varen en leiden werden niet door alle corresponenten gegeven. [N 8, 100 en 101b; Wi 25; monogr.]
I-10
|
34007 |
het paard met een dubbele lijn leiden |
dubbele lijn:
døbǝl lē̜n (K317p Leopoldsburg)
|
Het paard besturen met een lange teugel uit één stuk, die aan de ene kant van het gebit vertrekt, langs de hand van de voerman gaat en langs de andere kant weer aan het gebit bevestigd is (cf. lemma Dubbele Lijn). Bij deze dubbele lijn, die links én rechts naar de hand van de voerder komt, trekt men aan de kant van de richting die het paard moet inslaan. Werkwoorden zoals varen, leiden werden niet altijd opgegeven. [JG 1b; N 8, 101b-c; N 13, 30 en 35]
I-10
|
34006 |
het paard met een enkele lijn leiden |
enkele kordeel:
ęŋkǝl kardiǝl (K317p Leopoldsburg)
|
Het paard mennen met een lijn die uit twee delen bestaat, één dat via de rug van het paard de twee uiteinden van het gebit verbindt (cf. lemma Loenje), en een enkele lijn die aan het achterste einde van de eerste bevestigd is (cf. lemma Kordeel, Hotlijn). Die enkele lijn, het kordeel, houdt de voerman in de hand. Om het paard links te doen afslaan, houdt hij die strak gespannen; om het rechts te doen afzwenken, trekt hij met kleine schokjes (stuiklijn). Werkwoorden zoals varen en leiden werden niet door alle corresponenten gegeven. [JG 1b; N 8, 101a; N 13, 29; monogr.]
I-10
|
33921 |
het paard wennen aan tuig en arbeid |
aanspannen:
ǭnspanǝ (K317p Leopoldsburg)
|
[N 8, 99]
I-9
|
19415 |
het vuur doven |
blussen:
blussə (K317p Leopoldsburg)
|
Het branden doen eindigen (blussen, doven) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
17645 |
heup |
heup:
heup (K317p Leopoldsburg),
hoop (K317p Leopoldsburg),
oəpə (K317p Leopoldsburg)
|
de heup (zijde van het lichaam) [ZND 26 (1937)] || deel van het lichaam waar de bovenbenen tezamen komen [mik, fliermik] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
18087 |
heupjicht |
sciatique (fr.):
siatiek (K317p Leopoldsburg)
|
Ischias: ontsteking van de heupzenuw, heupjicht (geschot, steek(te), pleurijs). [N 84 (1981)]
III-1-2
|