e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leopoldsburg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
houtworm milver: meluər (Leopoldsburg), naast olm en molm  milver (Leopoldsburg), molm: naast molm en milver  olm (Leopoldsburg), naast olm en milver  molm (Leopoldsburg) houtworm [Lk 01 (1953)] || wormpje dat gangen graaft in het hout van meubels enz. [meemel, muitel, meutel] [N 26 (1964)] III-4-2
houtzager machinist: mašenest (Leopoldsburg), zager: zǭgǝr (Leopoldsburg) De werkman die hout zaagt, hetzij met de hand, hetzij met een machinale zaag. Vroeger werden boomstammen of balken tot planken gezaagd met behulp van een kraanzaag. Dit werk gebeurde steeds met twee man. Eén zager stond op de boomstam, de andere eronder. De boomstam lag dan op een zaagstelling of boven een kuil. Zie ook de lemmata ɛkraanzaagɛ en ɛzaagstellingɛ.' [N 50, 40a-c; N 53, 33a; monogr.] II-12
houvast houvast: hāvast (Leopoldsburg) Bout met aan een zijde een punt en aan de andere zijde een blad met spijkergaten. De houvast wordt in de muur geslagen om er houten voorwerpen, bijvoorbeeld een kozijn, aan vast te maken. [N 53, 226; monogr.] II-12
hovaardig hoogmoedig: hoogmoedig (Leopoldsburg), pretentieus: pretentieus (Leopoldsburg) het gevoel van meerderheid te zeer of ongegrond doen blijken [groots] [N 85 (1981)] || zich heel wat inbeeldend, een te hoge mening van zich zelf hebben [veel kak hebben, veil hebben, ophangen, veel gasconnades veil hebben] [N 85 (1981)] III-1-4
hozen hozen: hozen (Leopoldsburg) water uit een boot werpen door middel van een hoosvat [hozen, baliën] [N 90 (1982)] III-3-1
huichelaar heimelijke, een -: heimelijke (Leopoldsburg) een huichelachtig persoon, iemand die zich mooier voordoet dan hij is [godverneu-ker, heiligboontje, fijnaard] [N 85 (1981)] III-1-4
huichelen huichelen: huichelen (Leopoldsburg), veinzen: veinzen (Leopoldsburg) voorgeven iets te zijn of te doen [veinzen, bouzjezjeren] [N 85 (1981)] || zich anders en meer voordoen dan men is [kwezelen, femelen, huichelen] [N 85 (1981)] III-1-4
huid huid: huid (Leopoldsburg), koeienhuid: (mv)  kuhøi̯dǝn (Leopoldsburg), koeienvel: kui̯ǝvɛl (Leopoldsburg), vel: vel (Leopoldsburg, ... ) [L 29, 44]de huid (van de mens) [ZND 29 (1938)] || huid, vel [N 10b (1961)] I-11, III-1-1
huiduitslag uitslag: ətslag (Leopoldsburg) Huiduitslag: plaatselijke verandering van de huid in de vorm van vlekken, pukkeltjes, etc. (dutsel, rool). [N 84 (1981)] III-1-2
huif van de huifkar huif: ui̯ǝf (Leopoldsburg) Kap van de huifkar. Deze kap wordt over hoepels getrokken, die vooraf op een hooikar gezet worden. [N 17, 10b; S 15; Wi 17; L 27, 32; L 1a-m; monogr] I-13