18724 |
kammen |
kammen:
kamə (K317p Leopoldsburg)
|
kammen [ZND 27 (1938)]
III-1-3
|
22336 |
kampen |
kampen:
kampen (K317p Leopoldsburg)
|
Uitmaken wie de winnaar is bij gelijke stand [kamp, kavalen, kanteren]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21173 |
kanaal |
vaart:
vaart (K317p Leopoldsburg)
|
een kunstmatige, gegraven, tamelijk brede waterweg (vaart, kanaal) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19109 |
kans |
kans:
kans (K317p Leopoldsburg)
|
De mogelijkheid, waarschijnlijkheid om te winnen of te verliezen [kans, hasard]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
31908 |
kantbeitel |
kantbeitel:
kānt˱bęjtǝl (K317p Leopoldsburg),
kapbeitel:
kap˱bęjtǝl (K317p Leopoldsburg)
|
Robuust uitgevoerde houtbeitel met een dik, smal beitelblad, waarvan de afgeschuinde zijkanten meestal bij elkaar komen en zo een rug vormen. Er bestaan echter ook bredere uitvoeringen van de kantbeitel. Zie afb. 65. Door de zware uitvoering van het blad is de beitel geschikt om met een hamer in het hout gedreven te worden. De wagenmaker gebruikt de kantbeitel onder meer voor het hakken van gaten in berries en naven. [N 53, 35c; N 53, 36-37; N G, 25a; monogr.]
II-12
|
21721 |
kantongerecht |
tribunaal (<fr./lat.):
tribunaal (K317p Leopoldsburg)
|
het laagste rechtscollege, bevoegd tot kennisneming van kleine burgerlijke zaken en tot berechting van overtredingen [kantongerecht, tribunaal] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
31717 |
kantrechten |
het spek afzagen:
ǝt spɛk˱ af˲zǭgǝ (K317p Leopoldsburg),
rechtzagen:
rɛxt˲zǭgǝ (K317p Leopoldsburg)
|
De buitenste, met schors bedekte delen aan de smalle lengtezijde van plaathout haaks afzagen. [N 53, 21d]
II-12
|
18677 |
kap van een lange schoudermantel |
capuchon (fr.):
capuchon (K317p Leopoldsburg)
|
kap van lange schoudermantel zonder mantel [kovel, keuvel] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18293 |
kapmantel |
caban (fr.):
kabang (K317p Leopoldsburg),
kapmantel:
kapmantəl (K317p Leopoldsburg)
|
kapmantel, grote zwarte ~, zeer ruime aan de hals gerimpelde cape die tot de voeten reikt en voorzien is van een grote muts [mantielie] [N 25 (1964)] || schoudermantel, lange ~ zonder mouwen maar met een kap [kapmantel, kabang, kaban, foek, hoek, schommantel] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18176 |
kapothoedje |
kapotje (<fr.):
Grote kap, vast aan de jas.
kapoͅtəkə (K317p Leopoldsburg)
|
kepothoedje, kaputje, in de betekenis van hoofddeksel; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)]
III-1-3
|