e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leopoldsburg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kammen kammen: kamə (Leopoldsburg) kammen [ZND 27 (1938)] III-1-3
kampen kampen: kampen (Leopoldsburg) Uitmaken wie de winnaar is bij gelijke stand [kamp, kavalen, kanteren]. [N 88 (1982)] III-3-2
kanaal vaart: vaart (Leopoldsburg) een kunstmatige, gegraven, tamelijk brede waterweg (vaart, kanaal) [N 90 (1982)] III-3-1
kans kans: kans (Leopoldsburg) De mogelijkheid, waarschijnlijkheid om te winnen of te verliezen [kans, hasard]. [N 88 (1982)] III-3-2
kantbeitel kantbeitel: kānt˱bęjtǝl (Leopoldsburg), kapbeitel: kap˱bęjtǝl (Leopoldsburg) Robuust uitgevoerde houtbeitel met een dik, smal beitelblad, waarvan de afgeschuinde zijkanten meestal bij elkaar komen en zo een rug vormen. Er bestaan echter ook bredere uitvoeringen van de kantbeitel. Zie afb. 65. Door de zware uitvoering van het blad is de beitel geschikt om met een hamer in het hout gedreven te worden. De wagenmaker gebruikt de kantbeitel onder meer voor het hakken van gaten in berries en naven. [N 53, 35c; N 53, 36-37; N G, 25a; monogr.] II-12
kantongerecht tribunaal (<fr./lat.): tribunaal (Leopoldsburg) het laagste rechtscollege, bevoegd tot kennisneming van kleine burgerlijke zaken en tot berechting van overtredingen [kantongerecht, tribunaal] [N 90 (1982)] III-3-1
kantrechten het spek afzagen: ǝt spɛk˱ af˲zǭgǝ (Leopoldsburg), rechtzagen: rɛxt˲zǭgǝ (Leopoldsburg) De buitenste, met schors bedekte delen aan de smalle lengtezijde van plaathout haaks afzagen. [N 53, 21d] II-12
kap van een lange schoudermantel capuchon (fr.): capuchon (Leopoldsburg) kap van lange schoudermantel zonder mantel [kovel, keuvel] [N 23 (1964)] III-1-3
kapmantel caban (fr.): kabang (Leopoldsburg), kapmantel: kapmantəl (Leopoldsburg) kapmantel, grote zwarte ~, zeer ruime aan de hals gerimpelde cape die tot de voeten reikt en voorzien is van een grote muts [mantielie] [N 25 (1964)] || schoudermantel, lange ~ zonder mouwen maar met een kap [kapmantel, kabang, kaban, foek, hoek, schommantel] [N 23 (1964)] III-1-3
kapothoedje kapotje (<fr.): Grote kap, vast aan de jas.  kapoͅtəkə (Leopoldsburg) kepothoedje, kaputje, in de betekenis van hoofddeksel; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] III-1-3