e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leopoldsburg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
klam trekken trekken: trɛkǝ (Leopoldsburg) Klam trekken is een teken van drachtigheid. Ongeveer vier of zes weken na de bevruchting is voor het eerst waar te nemen of een koe drachtig is. Wanneer men dan op de uier drukt, komt er een taai, kleverig vocht uit. [N 3A, 38a] I-11
klamvaars volle vaars: vǫlǝ vē̜s (Leopoldsburg) Een klamvaars is een drachtige koe. De drachtigheid blijkt uit het klam trekken. Bij deze koe komt er een kleverig, taai vocht uit de uier. [N 3A, 38b; N C, 10b] I-11
klant klant: klant (Leopoldsburg) iemand die in de winkel iets komt kopen [klant, kalant, cliënt] [N 89 (1982)] III-3-1
klaplopen profiteren: profiteren (Leopoldsburg) leven van de goedgeefsheid van iemand anders [klaplopen, schoefelen, smarotsen] [N 89 (1982)] III-3-1
klaproos bollebloem: bollebloem (Leopoldsburg), donderbloem: donderbloem (Leopoldsburg), dǫndǝrblum (Leopoldsburg), -  donderbloem (Leopoldsburg), kankerbloem: kankerbloem (Leopoldsburg, ... ), -  kankerbloem (Leopoldsburg), kollebloem: kǫlǝblum (Leopoldsburg), [mogelijk kolbloem] 2x  kollebloem (Leopoldsburg), kruisjesbloem: kreskesbloem (Leopoldsburg), kruiskesbloem (Leopoldsburg), krø̜i̯skǝsblum (Leopoldsburg), krɛskǝsblum (Leopoldsburg), -  kruiskesbloem (Leopoldsburg), papaver: pampaver (Leopoldsburg), pampavǝr (Leopoldsburg) klaproos [ZND 01 (1922)] || Papaver rhoeas L. Een tot 60 cm hoge, behaarde plant. De uit vier losse kroonbladeren bestaande bloem is vuurrood en aan de voet vaak zwart gevlekt. De zaaddoos is kaal, bijna eivormig, met donkere stempels in een radvormig figuur. De klaproos komt voor in en bij korenvelden op zwaardere grondsoorten, langs wegen, dijken en op ruigten en bloeit van mei tot juli. Bij de benamingen treedt wel verwarring op met de veel grotere en hogere (60 tot 120 cm) slaapbol (Papaver somniferum L.), die tot hetzelfde geslacht behoort. Dit geldt vooral voor de typen met maan-, slaap-, heul- en olie-. Zie Pauwels 1933 en Brok 1991. [A 13, 13; L 1, a-m; L 1u, 125; L 15, 9; S 18; monogr.] I-5, III-4-3
klauteren klauteren: klaaəwtərə (Leopoldsburg) Op een boom klauteren [ZND 27 (1938)] III-1-2
klauwhamer klauw: klaw (Leopoldsburg), klauwhamer: klawhǭmǝr (Leopoldsburg) Hamer waarvan de kop een gespleten en vaak ook gekromd uiteinde heeft, waarmee men spijkers uit het hout kan trekken. Van de klauwhamer bestaan verschillende uitvoeringen. Het oudere model heeft meestal geen gekromde hamerpin, het recentere model wel. Zie ook afb. 87. [N 53, 131; monogr.] II-12
klaverjassen (kaartspel) klaverjassen: klaverjassen (Leopoldsburg) Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)] III-3-2
kledij, kleren kledij: kledij (Leopoldsburg), t dinge, ploete, lijnwaad, kluft]: kleren (Leopoldsburg) kleding, kledij (verzamelnaam) [kleerazie, klejaasj] [N 23 (1964)] || kleren, kledingstukken [kleer [N 23 (1964)] III-1-3
kleerhanger kapstok: kapstok (Leopoldsburg) Een gebogen hout met een haak om kleren op te hangen (kleerhanger, kapstok) [N 79 (1979)] III-2-1