e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leopoldsburg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kleerkast kleerkast: klīərkas (Leopoldsburg) kleerkast [ZND 34 (1940)] III-2-1
kleerkist, kleerkoffer kist: kest (Leopoldsburg) Een houten koffer om (kleeren in te bewaren). [ZND 28 (1938)] III-2-1
kleerluis kleerluis: kliərlø͂ͅs (Leopoldsburg) kleerluis die eieren legt in de naden van vuile onderkleren [N 26 (1964)] III-4-2
kleermaker kleer-/kledermaker: klīrmǭkǝr (Leopoldsburg) Algemene benaming voor persoon die kleren maakt. [N 59, 197a; L 1a-m; L 28, 2; S 18; monogr.] II-7
klei, leem klei: klē̜ (Leopoldsburg) Grijs- tot geelachtige, sterk samenhangende, enigszins klevende, vruchtbare grondsoort, ontstaan door afzetting van verweringsprodukten door rivieren. Leem is ook een kleiachtige grondsoort echter met een zandgehalte groter dan 20%. Zie ook het lemma ɛklei, leemɛ in wld II, afl. 8 (pottenbakker e.a.), blz. 31.' [N 27, 41; N 27, 33; N 18, 2 add.; N 18, 5 add.; N 15, add.; R 3, 6; A 10, 4; Wi 52, 53; Vld.; monogr.] I-8
kleigrond harde leemgrond: heͅtə līəmgroͅnt (Leopoldsburg), klei: klēͅ (Leopoldsburg), regenzand: rēͅnzant (Leopoldsburg) bruine, taaie Limburgse klei, vooral langs hellingen (kleefaarde?) [N 27 (1965)] || harde (leem)laag die het water slecht doorlaat [N 27 (1965)] || kleigrond, de vruchtbare grondsoort langs rivieren, beken en in polders (klei, leem, kommel?) [N 27 (1965)] III-4-4
klein paard ardeens paardje: ardēnsǝ (Leopoldsburg), ardennais: ardǝ`nę (Leopoldsburg), dobbele pony, poney: dǫbǝlǝ pǫnē (Leopoldsburg), pony, poney: pǫnē (Leopoldsburg) Bedoeld is een paard dat lichter is dan een gewoon boerenpaard en dat men in de koets kan spannen. Een pony is lichter dan een bidet, die op zijn beurt niet zo zwaar als een ardenner is (P 49). Een dubbele pony is zwaarder dan een (enkele) pony of bidet (L 424). Een bidet, iets groter dan een pony, dient veelal als loop- en koetspaard (P 192, Q 168, 242). Een hit - waarbij eveneens een onderscheid tussen enkele en dubbele hit wordt gemaakt - kan vergeleken worden met een pony of bidet. Een ardenner is kort, dik en gedrongen (P 46), groter dan een pony maar kleiner dan een gewoon paard. Uit de antwoorden blijkt een sterke wisseling van de accentuering in pony en bidet. Pony met initiaal accent is aan het Nederlands, met finaal acent aan het Franse poney ontleend. De beginaccentuering in bidet gaat op een autonome ontwikkeling in de dialecten terug. Buiten de genoemde termen komen er nog een vrij groot aantal andere voor. Zie afbeelding 1. [JG la, lb, lc, 2c; N 8, 62a, 62b, 62c en 62d; A 4, 3; L 20, 3] I-9
kleingeld kleingeld: kleengeld (Leopoldsburg), kleͅjgəlt (Leopoldsburg), wisselgeld: wisselgeld (Leopoldsburg) kleingeld [ZND 28 (1938)] III-3-1
klemgereedschap lijmtuig: lē̜mtø̜jǝx (Leopoldsburg), spantuig: spantø̜jǝx (Leopoldsburg) De algemene benaming voor het span- en klemgereedschap zoals dat door timmerlui en andere houtbewerkers wordt gebruikt bij het lijmen of aan de werkbank. [N 53, 215] II-12
klemmen caleren: kalērǝ (Leopoldsburg), ineenpitsen: enijǝnpetsǝ (Leopoldsburg) Een werkstuk met behulp van een lijmknecht, bankschroef, bankhaak, etc. vastzetten, bijvoorbeeld bij het lijmen. [N 53, 224a] II-12