e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leopoldsburg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
klemmen, stroppen van de zaag klemmen: klɛmǝ (Leopoldsburg), stoten: stūtǝ (Leopoldsburg) Het moeilijk door het hout gaan of klemmen van de zaag tijdens het zagen. De oorzaak hiervan is dat de zaagtanden onvoldoende gezet zijn en/of te bot zijn. [N 50, 43c; N 53, 28b-c; N 53, 28e; N 75, 118a-b] II-12
klemspie in het kruishoutblok spie/spij: spi (Leopoldsburg) De houten wig in het kruishoutblok waarmee het kruishoutbeen kan worden vastgeklemd. Zie ook afb. 101. [N 53, 191d] II-12
klep (van pet) klep: klep (Leopoldsburg) klep van een pet [luif, luifel] [N 25 (1964)] III-1-3
klepbroek klepbroek: klepbroek (Leopoldsburg) broek met een sluitklep aan de voorkant [klepboks] [N 23 (1964)] III-1-3
klepel bout: də boͅut fan də kloͅk (Leopoldsburg), kningel: [sic]  de kningel van de bel (Leopoldsburg) De klepel van de klok. [ZND 28 (1938)] III-3-3
kleppers kleppers: klepper (Leopoldsburg) Elk van de twee houtjes die de kinderen tussen de vingers snel tegen elkaar slaan om een klepperend geluid te maken [klepper, klapper, kap, klakker]. [N 88 (1982)] III-3-2
kletsen kletsen: Van Dale: kletsen, 1. (minacht.) praten of met elkaar spreken als iets hinderlijks of vervelends; -2. met of onder elkaar babbelen, beuzelpraatjes houden, hetzij ongunstig (wauwelen) of in neutrale bet., gemoedelijk praten; - in ongunstige zin spreken (over), ongegronde dingen zeggen, kwebbelen; [3.] overbrengen, oververtellen, klikken; 4. roddelen, kwaadspreken; -5. onzin verkopen, bazelen.  kletsen (Leopoldsburg), zeveren: Van Dale: zeveren, (gew.), 2. flauwe praat verkopen; -zaniken.  zeveren (Leopoldsburg) praten over dingen van weinig belang [zwetsen, kletsen, snateren, klappen, snabbelen, wauwelen, teuten, kebbelen] [N 87 (1981)] || zij praten, kletsen, babbelen de hele dag [ZND 41 (1943)] III-3-1
kletswijf babbel: babbel (Leopoldsburg), klabbaard: WNT: klabbaard, 2. prater, babbelaar, praatziek persoon.  klḁbərt (Leopoldsburg) een vrouw die veel babbelt [klappei, kwek, kommeer, blameer, viswijf] [N 87 (1981)] || Hoe heet een vrouw die veel babbelt [ZND 27 1938)] III-3-1
kleurx couleur (fr.): koͅlor (Leopoldsburg, ... ), kleur: kleur (Leopoldsburg, ... ) kleur [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)] III-4-4
kliefbijl kliefbijl: klīǝf˱bęjl (Leopoldsburg), spie/spij: spie/spij (Leopoldsburg), verdeelmes: vǝrdīǝlmɛs (Leopoldsburg) In het algemeen een werktuig waarmee hout wordt gekliefd. De kliefbijl kan verschillende uitvoeringen hebben. Soms heeft ze de vorm van een soort mes met handvat en ze is dan ongeveer 30 cm lang. In andere gevallen bestaat ze uit een lang blad met haaks daarop een houten steel. Zie ook afb. 3. Bij beide uitvoeringen hoort een grote houten hamer waarmee tijdens het klieven op de bijl wordt geslagen. De kliefbijl wordt door de wagenmaker gebruikt om spaken uit boomstammen te klieven. Zie verder ook het lemma ɛkliefmesɛ in de paragraaf over de vaktaal van de kuiper.' [N 50, 15b; N 53, 84a; N 75, 133a-b; N 75, 133e; L 32, 46; monogr.] II-12