18156 |
kwakzalver |
charlatan (fr.):
sjarlatan (K317p Leopoldsburg)
|
Kwakzalver: iemand die onbevoegd de geneeskunde beoefent en vaak nutteloze dingen, middelen tegen alle mogelijke ziektes verkoopt (charlatan, plak, polak, kwakkelaar, waterziender, pisdokter, kwakzalver). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21693 |
kwanselen |
sjacheren:
schacheren (K317p Leopoldsburg)
|
voortdurend zijn goederen ruilen of verkopen [kwanselen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
22406 |
kwart cent in het spel |
kwartje:
kwartje (K317p Leopoldsburg)
|
Een kwart cent in het spel [partje, fieleke]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
32114 |
kwart-holvormig profiel |
kreus:
krø̄s (K317p Leopoldsburg)
|
Holvormige profiellijst met de vorm van een kwartcirkel. Zie ook afb. 156. [N 55, 155]
II-12
|
24201 |
kwartel |
kwakkel:
kwakkel (K317p Leopoldsburg, ...
K317p Leopoldsburg)
|
kwartel [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)]
III-4-1
|
32254 |
kwast, noest |
knoest:
knust (K317p Leopoldsburg),
kwast:
kwast (K317p Leopoldsburg)
|
Een onregelmatigheid in de houtstructuur van een boom. Kwasten ontstaan op plaatsen waar zich een tak bevindt of heeft bevonden. Zie ook afb. 204. Vgl. voor het woordtype aast ook het Hgd. Ast. [N E, 1; N 50, 76f; N 75, 97a-b; monogr.]
II-12
|
24880 |
kweek |
pessem:
pęsǝm (K317p Leopoldsburg),
pɛsəm (K317p Leopoldsburg),
pessemen:
pessemen (K317p Leopoldsburg),
pęsǝmǝ (K317p Leopoldsburg),
puinen:
pęi̯nǝ (K317p Leopoldsburg)
|
Elymus repens (L.) Gould Zeer algemeen voorkomend hardnekkig onkruid op gras- en bouwland en op akkerranden, dat er grasachtig uitziet met een rechtopstaande aar en donker- tot grijsgroen blad. Het bloeit van juni tot augustus. De lengte varieert van 30 tot 120 cm. Het is een lastig kruipend onkruid met veel onderaardse wortelstokken, die wel als veevoeder gebruikt worden. De boer verwijdert het met de eg uit de akker. Deze plant is ook wel bekend onder de oude naam kweekgras of tarwegras (Triticum repens L.). Zie in verband met de vele puin-opgaven de speciale bibliografie onder Goossens 1985; 1987 en 1988, 109-126. [N 11, 71; JG 1a, 1b, 2c; A 27, 24b; A 28, 10; A 29, 6 en 9; A 33, 17; L 34, 52; L 48, 18; Lu 2, 18; Lu 4, 9; S 20; monogr.; add. uit N 11, 70, 72, 80a en 88] || kweekgras (Agropyrum repens) [Lk 04 (1953)]
I-5, III-4-3
|
33552 |
kweepeer |
kwee:
kwee (K317p Leopoldsburg),
kweekpeer:
kweekpeer (K317p Leopoldsburg)
|
[ZND 29 (1938)]
I-7
|
21344 |
kwellen |
plagen:
plagen (K317p Leopoldsburg)
|
lichamelijk of geestelijk leed veroorzaken [plagen, kwellen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21788 |
kwelling/pesterij |
geplaag:
geplaag (K317p Leopoldsburg)
|
het kwellen [plaag, temptatie] [N 85 (1981)]
III-3-1
|