33813 |
lomp paard |
lomp paard:
lump pē̜.rt (K317p Leopoldsburg)
|
[JG 1a; N 8, 62h]
I-9
|
31186 |
loodgieter |
loodgieter:
lōt˲gītǝr (K317p Leopoldsburg)
|
Ambachtsman die vroeger vooral zink en blik bewerkte, loden buizen maakte en herstelde, dakgoten en regenpijpen plaatste en repareerde en, zo blijkt uit de antwoorden van de zegslieden, soms ook waterpompen aanlegde. Tegenwoordig installeert en repareert hij vooral sanitaire installaties en verwarmingstoestellen. Zie ook het lemma "zinkbewerker". Het woord pompenmaker werd in Venray (L 210) en omstreken ook gebruikt als benaming voor een koperslager. Zie ook het lemma "koperslager". [N 64, 161a; L 34, 17a-b; monogr.]
II-11
|
31981 |
loodlijn |
loodlijn:
lūǝtlęjn (K317p Leopoldsburg)
|
Een loodrechte lijn, aangegeven door het schietlood of het waterpas. [N 53, 194b; monogr.]
II-12
|
33679 |
loodzand |
scherpe zand:
sxęrǝpǝ zant (K317p Leopoldsburg)
|
De loodgrijze zandlaag onder de heizode. [N 27, 17]
I-8
|
24843 |
loofbomen (alg.) |
loofboom:
loofbomen (K317p Leopoldsburg)
|
Hoe noemt u: de bomen die echte bladeren, dus geen naalden, hebben [N 75 (1975)]
III-4-3
|
21596 |
loop van een geweer |
loop:
də loewəp van ə gəwɛər (K317p Leopoldsburg)
|
De loop van een geweer [ZND 30 (1939)]
III-3-1
|
24678 |
loot, nieuw uitgelopen twijgje |
loot:
leujt (K317p Leopoldsburg),
scheut:
scheut (K317p Leopoldsburg, ...
K317p Leopoldsburg)
|
Hoe noemt u: een nieuw uitgelopen twijgje (scheut, schot of lot, telg, uitspruitsel, spraontje? [N 75 (1975)] || loot [ZND 01 (1922)]
III-4-3
|
17817 |
lopen |
lopen:
lūəpə (K317p Leopoldsburg)
|
lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18697 |
losse linnen halsboord |
col (fr.):
col (K317p Leopoldsburg)
|
halsboord, losse linnen ~ [beurdje, hemdsband] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18699 |
losse manchet |
manchet:
manchetten (K317p Leopoldsburg)
|
manchet, los [hemdsband, toet] [N 23 (1964)]
III-1-3
|