e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leopoldsburg

Overzicht

Gevonden: 3307
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
beeldhouwer beeldhouwer: beeldhouwer (Leopoldsburg) Iemand die uit steen beelden maakt [beeldsteker, beeldhouwer, beeldenpikker]. [N 90 (1982)] III-3-2
beeldhouwersbeitel, beeldhouwersguts sculptuurbeitel: skøltø̄rbęjtǝl (Leopoldsburg) In het algemeen een beitel die voor beeldhouwwerk wordt gebruikt. Sommige opgaven duiden een beitel aan waarvan het blad een specifieke vorm heeft. Dat is bijvoorbeeld het geval met de woordtypen lepelguts, schepguts en spatel, die van toepassing zijn op een beitel met een spatelvormig, licht gebogen blad. [N 53, 45a-d; N 53, 45f] II-12
beeldzijde van een geldstuk kop: kop (Leopoldsburg) De beeldzijde van een munt of geldstuk [kop, kruis, illevers, leeuw, wapentje]. [N 88 (1982)] III-3-2
been, beenderen been: bieën (Leopoldsburg), schenk: sjonk (Leopoldsburg), schenkel: schenkel (Leopoldsburg) benen, been (Frans: un os) [knook, knowk, been, bot] [N 10 (1961)] III-1-1
beervoetigheid bereklauwen (hebben): bērǝklāvǝ (Leopoldsburg) Beervoetige stand, een afwijking, waarbij de kootas naar voren is gebroken door het achterwaarts doorzakken van de koot, zodat de vetlok met de bodem in aanraking komt. [JG 1a, 1b; N 8, 93b] I-9
beestachtig persoon; beestachtig slechterik: vraag 400 is een dubbel bestand (2 x 115) waaruit twee lemmata vervaardigd moeten worden: "beestachtig (van karakter)"; "beestachtig persoon  slechterik (Leopoldsburg) met een zeer slecht, beestachtig karakter [sakkers] [N 85 (1981)] III-1-4
beet, hap beet: beet (Leopoldsburg) hap; Hoe noemt U: Zoveel als men in één keer afbijt of in de mond neemt (hap, beet, knap, kneuvel) [N 80 (1980)] III-2-3
bef devantje (<fr.): devantke (Leopoldsburg) bef [bavetje, sammezetje, bandje] [N 23 (1964)] III-1-3
begeerlijk begeerlijk: begeerlijk (Leopoldsburg, ... ) de begeerte opwekkend, verlokkend [gewild, begeerlijk] [N 85 (1981)] || sterk verlangend [hebbelijk, begeerlijk, begierig, begerig] [N 85 (1981)] III-1-4
begeren begeren: begeren (Leopoldsburg, ... ) een groot verlangen naar iets, een sterke wens [geerte, geer] [N 85 (1981)] || sterk wensen, verlangen koesteren naar [begeren, geren, lusten] [N 85 (1981)] III-1-4