e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leopoldsburg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
middagdutje doen slaapje doen: ə sləpkə dun (Leopoldsburg) Hoe noemt ge het wanneer iemand s middags wat gaat slapen ? [ZND 31 (1939)] III-1-2
middelvinger middenvinger: middəvingər (Leopoldsburg) Middelvinger: de middelste, langste vinger (middelvinger, langelierboom, langeman). [N 84 (1981)] III-1-1
middendeel van het paard lijf: lɛ̄f (Leopoldsburg) De middel- of middenhand van het paard, in tegenstelling met ''voorste deel van het paard tot achter de voorbenen'' (3.1.3) en ''achterhand van het paard'' (3.3.14). [JG 1a, 1b; N 8, 12] I-9
middenstuk van de boom stam: stam (Leopoldsburg) Vgl. ook afb. 1b. Zie voor het woordtype doude uit Stein (Q 15) ook het RhWb I, kol. 1388, s.v. Dolde, dat in een groot deel van het Rijnland onder meer ø̄Baumwipfelø̄ en in de Selfkant ook ø̄die untersten st√§rksten Aeste eines Baumes, da wo der Stamm sich zu verzweigen beginntø̄ kan betekenen. [N 50, 7b; N 75, 86a] II-12
mier muurzeiker: myrzēͅkər (Leopoldsburg) mier [zeikdemp(el), -lem, -meik, -diem, -worm, -mier, moer-, muurzeiker, aomzeiksel, aomezeik] [N 26 (1964)] III-4-2
mierenei muurzeikersei: myrzēͅkərseͅ (Leopoldsburg) mierenei [zeekmoejerseike] [N 26 (1964)] III-4-2
mierenhoop muurzeikersnest: myrzēͅkərsneͅst (Leopoldsburg) mierennest [zeekmoejersnest] [N 26 (1964)] III-4-2
mikken mikken: mikken (Leopoldsburg), mikə (Leopoldsburg) lonken (mikken) [RND] || scherp kijken naar en richten op het doel dat men wil raken met een vuurwapen [mikken, mieren, aanleggen] [N 90 (1982)] III-3-1, III-3-2
miltkuilen miltkuilen: meltkø̜̄lǝ (Leopoldsburg) Holten in het lijf van een niet fraai gebouwde koe. [N 3A, 146; monogr.] I-11
min, voedster voedster: voedster (Leopoldsburg) voedster; een vrouw die een kind van een andere vrouw zoogt [min, voedster] [N 86 (1981)] III-2-2