34014 |
naar rechts |
hut:
hyt (K317p Leopoldsburg),
hut-om:
hyt ǫm (K317p Leopoldsburg
[(rechts-om)]
),
hut-op:
hyt ǫp (K317p Leopoldsburg
[(rechts vooruit)]
)
|
Voermansroep om het paard naar rechts te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95a en 96; L 1 a-m; L B 2, 256; L 26, 2; L 36, 81d; S 12; monogr.]
I-10
|
21816 |
nabootsen |
nabootsen:
nabootsen (K317p Leopoldsburg)
|
iemands stemgeluid imiteren [nabootsen, papegaaien] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21843 |
nachtbraken |
nachtbraken:
nachtbraken (K317p Leopoldsburg)
|
tot diep in de nacht uitgaan, nachtbraken [zwabberen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
18608 |
nachtjapon |
robe (fr.):
Robe.
rôp (K317p Leopoldsburg)
|
nachtjapon [nachtpon, bedjak, nachtjak, jak] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18607 |
nachtkleren |
slaapkleren:
slōͅəpkliərə (K317p Leopoldsburg)
|
nachtkleding in het algemeen [t naachtdinge] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18937 |
nadeel |
schade:
schaai (K317p Leopoldsburg)
|
het nadeel dat voor iemand uit een gebeurtenis of handeling voortvloeit [schade, schaai, scha, nadeel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20138 |
nageboorte |
nageboorte:
naogəboortə (K317p Leopoldsburg)
|
Vlies waarin het ongeboren kind zich bevindt (helm). [N 84 (1981)]
III-2-2
|
34179 |
nageboorte van de koe |
vuil:
vø̜l (K317p Leopoldsburg)
|
[N 3A, 57a; JG 1a, 1b; A 33, 19b; monogr.]
I-11
|
33881 |
nageboorte van het paard |
moederbed:
mudǝrbɛt (K317p Leopoldsburg)
|
Moederkoek die na de geboorte van het veulen afkomt. [A 33, 19a; N 8, 54 en 55]
I-9
|
17770 |
nagel |
nagel:
nagel (K317p Leopoldsburg),
noāgəl (K317p Leopoldsburg)
|
[ZND 30 (1939)]een nagel, (nagels) [ZND A2 (1940sq)]
III-1-1
|