17609 |
neus (spotnamen) |
tomaat:
tomat (K317p Leopoldsburg)
|
neus: spotbenamingen [snoet, snotkoker, fok, fokker, kokker, domphoren, gevel, foemp] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
18343 |
neus van een schoen |
tip:
tup (K317p Leopoldsburg),
tøp (K317p Leopoldsburg)
|
neus van een schoen [snoet, tip, veusjte, teut] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
34222 |
neusklem |
neusring:
nøsreŋ (K317p Leopoldsburg)
|
Klem in de neus van een stier. [N 3A, 14d]
I-11
|
18619 |
nevelslinnen mutsje met plooienrand en kinbanden |
nevellapje:
nēvəlapkə (K317p Leopoldsburg)
|
mutsje, nevelslinnen ~ met een plooienrand en kinbanden {afb} [nevelskepke, - kap, ievelskepke] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
17698 |
nier |
nier:
nier (K317p Leopoldsburg),
nīr (K317p Leopoldsburg)
|
een nier [ZND A2 (1940sq)] || nier [N 10 (1961)]
III-1-1
|
34153 |
niet behouden |
niet behouden:
ni bǝhāwǝ (K317p Leopoldsburg)
|
Niet bevrucht. De koe wordt drie weken na de dekking weer tochtig. [N 3A, 32b]
I-11
|
33447 |
niet gehalveerde poortvleugel |
slag:
slax (K317p Leopoldsburg)
|
Een scharnierende poort bestaat meestal uit twee vertikaal verdeelde planken helften of vleugels. Bedoeld wordt een poortvleugel die niet zelf nog eens gehalveerd is. Zie voor dit laatste het lemma "gehalveerde poortvleugel" (4.1.7). Zie voor de fonetische documentatie van het woord (poort) het lemma "poort" (4.1.1). Zie ook afbeelding 18.c bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 42a; monogr.]
I-6
|
30331 |
niet haaks |
niet haaks:
ni hǭks (K317p Leopoldsburg),
uit de haak:
ø̜jt ˲dǝ hǭk (K317p Leopoldsburg)
|
Niet zuiver rechthoekig, gezegd van bijvoorbeeld een werkstuk. [N 53, 199b; monogr.]
II-12
|
18801 |
niet helder van geest |
achter:
achter (K317p Leopoldsburg)
|
niet helder van geest, zwak van geest [dutselachtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18220 |
niet passen |
niet passen:
niet passen (K317p Leopoldsburg)
|
niet passen, gezegd van kledingstukken [pronsen, bolderen] [N 86 (1981)]
III-1-3
|