e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leopoldsburg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
opspelen opspelen: opspelen (Leopoldsburg) zeer boos uitvallen [sjamfoeteren, opspelen] [N 85 (1981)] III-1-4
opstaan jup: jøp (Leopoldsburg) Voermansroep om het paard op te doen staan. [N 8, 95j] I-10
opstapelen van graanzakken ophopen: uǝpuǝpǝ (Leopoldsburg) Zakken met graan op een hoop zetten. [L 27, 24] I-4
optillen heffen: heffə (Leopoldsburg), opheffen: opheffə (Leopoldsburg), upøəfə (Leopoldsburg), upəfə (Leopoldsburg) (Op)heffen, tillen: in de hoogte heffen (beuren, heffen, tillen, lichten). [N 84 (1981)] || dat kan ik opheffen [ZND 26 (1937)] || optillen [RND] III-1-2
optuigen aantuigen: ǭntø̜̄gǝ (Leopoldsburg) Een trekpaard van het nodige trektuig voorzien. Men zet het hoofdstel op het hoofd van het paard, plaatst het haam om zijn nek, legt het schoftzadel op zijn rug en doet het achterhaam aan. Tenslotte gespt men de verschillende delen aan elkaar. [JG 1b; N 8, 97a; monogr.] I-10
orgel orgel: orgelman (Leopoldsburg) Iemand die een draaiorgel bespeelt [orgeldraaier, liereman]. [N 90 (1982)] III-3-2
orgeldraaier orgelman: orgelman (Leopoldsburg) Iemand die een draaiorgel bespeelt [orgeldraaier, liereman]. [N 90 (1982)] III-3-2
os os: ǫs (Leopoldsburg) Gesneden mannelijk rund [N 3A, 19; JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 12; L 4, 37; L 20, 12; Wi 16; monogr.] I-11
oud, versleten paard hecht: hęxt (Leopoldsburg) Zie ook het lemma ''benamingen voor het paard naar de leeftijd'' (2.4.1), sub F. [JG, 1b; A 45, 28a; L 5, 36; L 36, 82; N 8, 20, 62f en 62g; monogr.] I-9
oude man peetje: peke (Leopoldsburg) oude man [ouken, ouderling, oude paai, peke, pee, knar] [N 86 (1981)] III-2-2