e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leopoldsburg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
prutser sukkel: sukkel (Leopoldsburg) iemand die onhandig is [kavveleuter, boerenklos, klos] [N 85 (1981)] III-1-4
prutswerk gesmodder: gesmodder (Leopoldsburg), prutswerk: prutswerk (Leopoldsburg) slordig, slecht werk [geprös, kloterij, gekwansel, troddel] [N 85 (1981)] || werk dat ondeugdelijk of ondegelijk is [getotter, prutswerk, kleuterwerk, kutselwerk] [N 85 (1981)] III-1-4
puistjes puistjes: pestjes (Leopoldsburg) puistjes [bultjes, botsels, brobbels] [N 10 (1961)] III-1-2
pullover pullover: pullover (Leopoldsburg) pullover truivest met mouwen zonder knopen [N 23 (1964)] III-1-3
punaise punaise (fr.): punaise (Leopoldsburg) een klein metalen stiftje met grote platte kop voor het vastzetten van tekeningen etc. [tetske, punaise] [N 90 (1982)] III-3-1
puntmuts pinnenmuts: penəmøts (Leopoldsburg), puntmuts: pøntmøts (Leopoldsburg) muts, wollen spits toelopende ~ met pluim of kwast [N 25 (1964)] || puntmuts, hoofdkapje dat van achteren spits toeloopt [N 25 (1964)] III-1-3
pupil pupil: pupil (Leopoldsburg) Pupil: het donkere gedeelte van het oog dat wijder of nauwer wordt naarmate er meer of minder licht in valt. [N 84 (1981)] III-1-1
putgalg gaffel: gāfəl (Leopoldsburg) [ZND 32 (1939)] I-7
puthaak putgaar: pyətgɛər (Leopoldsburg) [ZND 32 (1939)] I-7
putzwengel putstaak: putstaak (Leopoldsburg) [ZND 32 (1939)] I-7