e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leopoldsburg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rommelpot rommelpot: rommelpot (Leopoldsburg) De pot die met een (varkens)blaas is overspannen; door het midden ervan is een rietje gestoken dat men vochtig maakt en op en neer beweegt, wat de blaas in trilling brengt [rommelpot, hoeperpot, foeperpot, foekepot]. [N 88 (1982)] III-3-2
rond gat boven in de schuurgevel luchtgat: (mv)  løxt˲gǭtǝ (Leopoldsburg), luchtkot: løxtkǫt (Leopoldsburg) Boven in de korte gevel van een schuur zijn een of meer ronde openingen zonder glas die dienen ter belichting en beluchting en ook als toegang voor de uil die dan in de schuur muizen kan vangen. In L 211, 290 en 318b is het een halfronde opening. Zie ook het lemma "gat in een klein dagschild" (4.2.10). Het materiaal is ondergebracht in een gecombineerde woord- en klankkaart, te vergelijken met de kaart die is gemaakt van het materiaal van het lemma "kippenuitgang" (kaart 35) en bevat de geografische verspreiding van de benamingen kot, gat en lok, telkens met opgave waar de klinker lang en kort is. De termen almsgat en schallok slaan eigenlijk op de galmgaten van de kerktoren. [N 4A, 44a; N 5A, 73b; N F, 50c; monogr.; add. uit N 64, 153] I-6
rond uitzagen uittoeren: ø̜̄ttūrǝ (Leopoldsburg) Het maken van gecenterd zaagwerk. Zie ook het volgende lemma. [N 53, 22; N 53, 33c] II-12
rondreizen, pendelen naveteren: naveteren (Leopoldsburg) rondreizen [pendelen, de navet doen] [N 90 (1982)] III-3-1
rondreizende toneelgroep reizend theater: reizend theater (Leopoldsburg) Een rondzwervende toneelgroep die overal voorstellingen geeft [spelleke]. [N 90 (1982)] III-3-2
rondschaven afronden: afrǫnǝ (Leopoldsburg) De kant van een stuk hout, bijvoorbeeld van een tafelblad, door schaven rond maken. [N 53, 106] II-12
rondslenteren, ronddolen in de wind lopen: en də went luəpə (Leopoldsburg) lopen: zonder doel rondlopen (over straat) [vendele, zwaddere, rakke] [N 10 (1961)] III-1-2
rondvijlen, rondraspen afraspen: afraspǝ (Leopoldsburg) Een werkstuk met houtvijl of houtrasp geheel of gedeeltelijk rond maken. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij gebogen stukken die niet geschaafd kunnen worden om de slagen van de zaag eruit te halen (Vanherp, pag. 195). [N 53, 158d] II-12
roodbonte koe van het donkerrode type rode koe: rui̯ [koe] (Leopoldsburg) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 121a] I-11
roodbonte koe van het oranjerode type rode koe: rui̯ [koe] (Leopoldsburg) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 121b] I-11