17737 |
ruiken |
rieken:
rīkə (K317p Leopoldsburg)
|
ruiken [N 10b (1961)]
III-1-1
|
22380 |
ruilen (als spel) |
mangelen:
mangelen (K317p Leopoldsburg)
|
Het spel waarbij men voorwerpen met elkaar ruilt [ruilen, koetelen, tuilen, toesen, tuisen, mangelen, tuitelen, paarden]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
33468 |
ruimte onder de oversteek boven teruggebouwde schuurpoorten |
wolfsbakkes:
wǫlǝfs˱bakǝs (K317p Leopoldsburg)
|
Zie de toelichting bij het lemma "oversteek boven teruggebouwde schuurpoorten" (4.2.5). De ruimte wordt soms gezien als een deel van het erf. Zie ook afbeelding 22.e bij het lemma "terugwijkende dakrand" (4.2.1). [N 4A, 35a]
I-6
|
33464 |
ruimte voor een teruggebouwde poort |
inspring:
enspreŋ (K317p Leopoldsburg)
|
Vóór een teruggebouwde poort in de lange gevel is een vierhoekige ruimte die aan een zijde begrensd wordt door de poort, aan twee andere zijden door de inspringende buitenmuur. De benamingen kunnen hetzelfde zijn als voor de terugwijkende dakrand boven deze ruimte (zie dat lemma, 4.2.1). [N 4A, 36]
I-6
|
33435 |
ruimte waar men stro hakselt en bewaart |
strokot:
strūi̯kǫt (K317p Leopoldsburg),
strozolder:
strūi̯zǫldǝr (K317p Leopoldsburg)
|
Het stro dat als veevoer wordt gebruikt, wordt gehakseld (in stukken gesneden) en bewaard in een speciaal daartoe ingerichte "hakselbewaarplaats", of ergens waar toevallig plaats is (meestal in de schuur). Zie ook aflevering I.4, paragraaf 6.4 (blz. 149) over het snijden van het stro. Een aantal benamingen betreft niet de ruimte in de zin van een vertrek, maar een kist, bak of ton waarin het stro gehakseld dan wel het haksel bewaard wordt. De bewerkingen, hakselen, snijden en bewaren, worden in het lemma weerspiegeld. Opgaven als "in de schuur" of "in het kafhuis" zijn hier niet gehonoreerd. [N 5A, 72a en 72b; div.; monogr.]
I-6
|
17885 |
ruk |
snok:
snok (K317p Leopoldsburg)
|
Ruk: snelle korte beweging waardoor iets of iemand met een schok van zijn plaats wordt getrokken (ruk, snuk, snoek). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24326 |
runderhorzel, horzel |
horzel:
øəzəl (K317p Leopoldsburg)
|
horzel [ZND 27 (1938)]
III-4-2
|
34022 |
rundvee |
vee:
viǝ (K317p Leopoldsburg)
|
Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
24371 |
rups |
rups:
rups (K317p Leopoldsburg),
røps (K317p Leopoldsburg)
|
rups [N 26 (1964)] || rups rups [DC 46 (1971)]
III-4-2
|
17832 |
rusten |
uitrusten:
etrustə (K317p Leopoldsburg)
|
Rusten: rust houden na arbeid of vermoeienis (schoven, schoften). [N 84 (1981)]
III-1-2
|