e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leopoldsburg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rusthuis peetjeshuis: pekenshuis (Leopoldsburg) een instelling waar oude mensen kunnen wonen en/of verzorgd worden [oude-mannenhuis, pekenshuis] [N 90 (1982)] III-3-1
ruw worden verharden: vərhardə (Leopoldsburg) Ruw worden van handen en gewrichten (schraap, verharen). [N 84 (1981)] III-1-2
ruw, hard ruw: ruw (Leopoldsburg) zonder fijn gevoel, hard [rouw, ruw] [N 87 (1981)] III-3-1
ruwe blokschaaf boerenschaaf: būrǝsxǭf (Leopoldsburg) Blokschaaf zonder keerbeitel, die wordt gebruikt om stukken hout ruw af te schaven. Ruw schaafwerk werd in Herten (L 330), Stein (Q 15), Geulle (Q 18), Bilzen (Q 83) en Mechelen (Q 204a) met de voorloper gedaan. Zie ook het lemma ɛvoorloperɛ.' [N 53, 56; monogr.] II-12
ruwheid op gezaagd hout haar: hawr (Leopoldsburg) De ruwe vezels op een gezaagd (en nog niet geschaafd) stuk hout. De ruwheid kan ontstaan, wanneer de tanden van het zaagblad niet goed afgesteld zijn. [N 50, 92; N 53, 29b] II-12
ruzie ruzie: ruzie (Leopoldsburg) een luidruchtige woordenstrijd, onenigheid die door praten of schreeuwen tot uitdrukking komt [ruzie, ravelleke, poepelderij, kadij, twist, ruzing, kerwel, actie, piekenpoek] [N 85 (1981)] III-3-1
ruzie maken ruzie maken: ruzie maken (Leopoldsburg) ruzie maken [kakelen, puken] [N 85 (1981)] III-3-1
sabbelen sabberen: zabbere (Leopoldsburg) sabbelen, bijv. op een grassprietje [sebbele, zabbere, zeewere] [N 10 (1961)] III-2-3
salueren salueren (<fr.): saluweere (Leopoldsburg) De soldaten moeten groeten (met de hand aan de muts) [ZND 32 (1939)] III-3-1
samenspannen aan hetzelfde koordje trekken: di trəkə āən tzøələfstəkorəkə (Leopoldsburg), bijeenspannen: di spḁns bijən (Leopoldsburg), heulen: heulen (Leopoldsburg), samendoen: die twee doen saam (Leopoldsburg) Die twee heulen samen (spannen samen tegen de anderen) [ZND 26 (1937)] || samenspannen met iemand [heulen, houden] [N 90 (1982)] III-3-1