e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leopoldsburg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stiekem heimelijk: heimelijk (Leopoldsburg), steels: steels (Leopoldsburg) boosaardige streken in het geheim bedrijvend [heimelijk, geniepig, gniep, stiekem] [N 85 (1981)] || niet laten blijken dat iets bekend is of plaats vindt, in het geheim dingen doend [stiekem, heimelijk, tersmuiks] [N 85 (1981)] III-1-4
stijfkop keikop: kei kop (Leopoldsburg), koppigaard: ook materiaal znd 28, 31  koͅpeͅgərt (Leopoldsburg), stijfkop: stijfkop (Leopoldsburg) iemand die zeer koppig is, die niet graag ongelijk toegeeft [stijfkop, werskop, stijloor, strekel] [N 85 (1981)] || koppig [ZND 01 (1922)] || niet gemakkelijk te bewegen een houding of opvatting te laten varen of ongelijk te bekennen, zeer koppig [stug, wers] [N 85 (1981)] III-1-4
stijfsel stijfsel: samen met znd 7, 48  stɛsəl (Leopoldsburg) de witte stof die gebruikt wordt om linnen stijf te maken (witte klontjes) [ZND 32 (1939)] III-2-1
stijfselpap stijfselpap: stɛsɛlpap (Leopoldsburg) stijfselpap [ZND 32 (1939)] III-2-1
stijlvoetplaat muurplaat: mȳrplǭt (Leopoldsburg) De onderste regel van het raamwerk waarop de muurstijlen worden geplaatst. In Q 20 rustte de muurplaat op een gemetselde fundering die 'gezwel' ('gǝšw'l', mv. 'gǝšw'ldǝr') werd genoemd. [N 4A, 52d; monogr.; Vld] II-9
stikken de stiksteek doen: dǝ stekstēk dūn (Leopoldsburg), stikken: stikkə (Leopoldsburg) Naaien met de stiksteek. Zie ook het lemma ɛstiksteekɛ.' [N 62, 9; L 31, 46; Gi 1.IV, 16; MW] || Stikken, sterven door ademgebrek (stikken). [N 84 (1981)] II-7, III-1-2
stilstaan hou: hǫu̯ (Leopoldsburg) Voermansroep om het paard te doen stilstaan. [JG 1b; N 8, 95e en 96; L B 2, 257; L 36, 81e; monogr.] I-10
stinken stinken: stinkə (Leopoldsburg) Stinken: een vieze reuk van zich geven (stinken, rieken, ruiken, muffen, dassen). [N 84 (1981)] III-1-1
stinkende gouwe stinkers: stinkers (Leopoldsburg), wrattenkruid: vrattĕkrø͂ͅt (Leopoldsburg), wrattekruid (Leopoldsburg) schelkruid [ZND 06 (1924)] III-4-3
stobbe poest: pǫst (Leopoldsburg), stronk: stroŋk (Leopoldsburg) Stronk van een gekapte boom die met het wortelstelsel nog in de grond zit. [N 50, 7e; N 75, 87c; A 45, 35; N 16, add.; monogr.] II-12